12. La hora

¡Hola!
Leerdoel van deze week:
  • Ik ken de kloktijden
  • Ik ken de getallen t/m 29 (herhaling)
  • Ik ken de woordenschat 
      - dagdelen
      - dagelijkse activiteiten
1 / 26
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1-3

This lesson contains 26 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

¡Hola!
Leerdoel van deze week:
  • Ik ken de kloktijden
  • Ik ken de getallen t/m 29 (herhaling)
  • Ik ken de woordenschat 
      - dagdelen
      - dagelijkse activiteiten

Slide 1 - Slide

La hora
Uitleg van de kloktijden!

Slide 2 - Slide

Son las ... 
Es la ... 
Es la ... 
Son las ...

Het is ... 

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

precies / exact
kwart over
half
kwart voor

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Let op:
Son las dos = Het is twee uur
A las dos = Om twee uur

¿Qué hora es? - Son las tres.         
Hoe laat is het? - Het is drie uur.

A qué hora vamos al cine? - A las diez.
Om hoe laat gaan we naar de bios? - Om tien uur.
Leer dit verschil goed!
VOORBEELD!

Slide 10 - Slide

 Las partes del día
español
holandés
todos los días
elke dag
por la mañana
in de ochtend / s’ ochtends
por la tarde
in de middag / s’ middags
por la noche
in de avond / s’ avonds

Slide 11 - Slide

¡A practicar!
Traduce al neerlandés


1. Son las cuatro y media de la tarde. 
2. Son las dos y cuarto de la noche. 
3. Son las siete y cinco de la mañana. 
4. Son las once menos veinte de la noche. 
5. Es la una y dos de la mañana.
Noteer de antwoorden
als digitale tijd

Slide 12 - Slide

Las respuestas
1. 16:30
2. 02:15
3. 07:05
4. 22:40
5. 13:02

De getallen zijn dus erg belangrijk. Zorg dat je ze nog herhaalt! 

Slide 13 - Slide

Página sesenta y seis
Libro del alumno


Haz los ejercicios 1 y 2


Slide 14 - Slide

Las respuestas
Ejercicio 1 
A2 - B5 - C6 - D3 - E1 - F4

Ejercicio 2 
1. Sí, hago los deberes todos los días. / No, no hago los deberes todos los días. 
2. Estudio en casa. 
3. Como en casa. 
4. Ceno con mis padres. 

Je zoekt dus het werkwoord in de zin en deze vervoeg je naar de ik-vorm. Jij geeft namelijk antwoord. Let op: de ik-vorm van hacer is onrelgematig (yo hago).


Slide 15 - Slide

desayunar
ontbijten
el desayuno
het ontbijt
comer
(middag)eten
la comida
het eten
cenar
dineren
la cena
het diner/avondeten
estudiar
leren / studeren
hacer deporte
sporten
hacer los deberes
huiswerk maken
hacer la cama
bed opmaken
despertarse
wakker worden
levantarse
opstaan
acostarse (ue)
naar bed gaan
vestirse
zich aankleden
ducharse
zich douchen
salir con amigos
uitgaan met vrienden
quedar con
afspreken met
¿Con quién?
met wie?
¿Cuándo?
wanneer?
Acciones habituales

Slide 16 - Slide

español
holandés
¿Qué hora es?
Hoe laat is het?
¿Tiene hora?
Weet u hoe laat het is?
Es la una
Het is 1 uur
Son las dos (en punto)
Het is 2 uur (precies)
Son las tres y cinco
Het is 5 over 3 (3:05)
Son las cuatro y cuarto
Het is kwart over 4 (4:15)
Son las cinco y veinte
Het is 10 voor half 6 (5:20)
Son las seis y media
Het is half 7
Son las siete menos veinticinco
Het is 5 over half 7 (6:35)
Son las ocho menos cuarto
Het is kwart voor 8 (7:45)
Son las nueve menos diez
Het is 10 voor 9 (8:50)
¿A qué hora?
(om) hoe laat?
A la/las…..
Om……

Slide 17 - Slide

Bekijk de woordenlijsten op de vorige pagina
Beantwoord de volgende vragen in je schrift (maak hele zinnen):

1. Wanneer zeg je “es la” en wanneer “son las”?
2. Wat is het verschil tussen “a las dos” en “son las dos?”
3. Vertaal: Hoe laat ontbijt je?
4. Vertaal: Hoe laat eet je ?
5. Vertaal: Hoe laat dineer je?
6. Vertaal: Hoe laat studeer je?

Let op: je dient de werkwoorden te vervoegen.

Slide 18 - Slide

Las respuestas
1. [es] bij 13:00 of 1:00 en [son] bij alle andere gevallen.
2. “A las dos” betekent “om 2 uur” en “son las dos” betekent “het is 2 uur”.
3. ¿A qué hora desayunas?
4. ¿A qué hora comes?
5. ¿A qué hora cenas?
6. ¿A qué hora estudias?

Slide 19 - Slide

Libro del alumno
página sesenta y siete

Haz el ejercicio 3
Maak opdracht 3

Slide 20 - Slide

Noteer de antwoorden in je schrift.

Slide 21 - Slide

Oefen 
de kloktijden
Schrijf de kloktijden 
a t/m k voluit op in je schrift.

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Las respuestas
• Pagina 67, opdracht 3 (LA)
A: Es la una menos veinte, B: Son las seis (en punto), C: es la una menos cinco, D: Son las siete y cinco.


• Pagina 67, opdracht 4 (LA)
A: hora, cuarto, B: noche, media, C: la, menos.


• Opdracht 4.8 (LE)
A: Son las doce y cuarto, B: Son las cuatro menos veinte, C: Son las cinco y veinticinco, D: Son las nueve menos veinticinco, E: Es la una y media, F: Son las once y cinco.









Slide 24 - Slide

Las respuestas 4.11
Por la mañana:
A: son las ocho y veinte
C: Son las nueve y cuarto
F: Son las once y media
I: Son las seis y media
Por la tarde
B: Son las tres menos cuarto
G: Son las cinco menos diez
H: Son las ocho
K: Son las tres y cinco.
Por la noche
D. Son las once menos veinte
F. Son las once y media
J. Son las diez menos cuarto

Slide 25 - Slide

Los números
cinco
vijf

Slide 26 - Slide