1V1 - 11 juni

1V1 - Vrijdag 11 juni
Nodig:
- Etui
- Ipad
- Leerboek blz. 116
- Werkboek blz. 73

1 / 17
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

1V1 - Vrijdag 11 juni
Nodig:
- Etui
- Ipad
- Leerboek blz. 116
- Werkboek blz. 73

Slide 1 - Slide

Deze les:
  • Bespreken huiswerk
  • Uitleg
  • Herhalingsvragen
  • Huiswerk

Slide 2 - Slide

Huiswerk


Hoofdstuk 6
Opdracht 5bcdf


Vrijdag 11 juni - 3e uur
- Leerboek blz. 115 t/m 116
- Werkboek blz. 73

Slide 3 - Slide

NIEUW
§6.2 'De samenleving in de Vroege Middeleeuwen'

Slide 4 - Slide

Kerk = machtig
In de Middeleeuwen had de kerk veel macht in Europa. Zij hadden veel invloed op het gewone leven van mensen, maar op het bestuur van landen. 

Maar waarom hadden zij veel macht?


Slide 5 - Slide

Invloed gewone leven

  • In de Middeleeuwen konden de meeste mensen niet lezen of schrijven. Geestelijken konden dit wel. Hiervan waren veel mensen ernorm van onder de indruk. 
  • Geestelijken vertelden de mensen hoe je moet leven om in de hemel te komen. Mensen vonden dit toen heel belangrijk. Ze luisterden dus goed naar hen. 

Slide 6 - Slide

Invloed bestuur

  • De kerk was heel rijk. Koningen leenden geld van de paus, bijvoorbeeld om een oorlog van te kunnen betalen. In ruil hiervoor wilde de kerk meebeslissen in het bestuur van dat land. 
  • Belangrijke geestelijken waren vaak adviseus van koningen. Geestelijken waren vaak goed opgeleid en kenden veel andere belangrijke mensen. 
Op de afbeelding zie je kardinaal Ferretti. Een kardinaal is na de paus de belangrijkste geestelijke. Er zijn meerdere kardinalen en je kunt ze herkennen doordat ze vaak de kleur rood dragen. 

Slide 7 - Slide

Het rijk van Karel de Grote
Karel de Grote

Slide 8 - Slide

Het leenstelsel
  • Karel de Grote kon zijn land niet alleen besturen. Daarom kreeg hij hulp van edelen. 

  • Zijn trouwste edelenkregen als beloning een gebied in leen. 
  • Zij mochten dit namens hem besturen: zij werden zijn leenmannen.
  • Karel de Grote is de leenheer
feodalisme

Slide 9 - Slide

De leenman
De leenheer:
Karel de Grote
Het leen (de grond) dat de leenman 'in leen' krijgt.
De vier plichten van een leenman:
  • Hij moest trouw zweren aan de koning; 
  • Hij moest zijn gebied besturen en er recht-spreken;
  • Hij moest jaarlijks belasting aan de koning betalen; 
  • Als er oorlog was in het Rijk, moest hij met zijn eigen soldaten meevechten in het leger van de koning.
De leenman zweert trouw aan zijn leenheer, Karel de Grote.

Slide 10 - Slide

Wat is een goed voorbeeld
van een leenstelsel?
A
De koning bestuurt zijn land helemaal in zijn eentje.
B
De koning heeft ministers die hem advies geven over het bestuur van zijn land.
C
De koning heeft niets te zeggen over het bestuur van zijn land.
D
De koning heeft zijn land in twintig stukken verdeeld. Ieder stuk wordt bestuurd door een vriend van hem.

Slide 11 - Quiz

Op deze afbeelding uit de dertiende eeuw
belooft een leenman trouw aan Karel de Grote.

Is deze uitspraak goed of fout?
De man helemaal links op de afbeelding is Karel de Grote.
A
Goed
B
Fout

Slide 12 - Quiz

Op deze afbeelding uit de dertiende eeuw
belooft een leenman trouw aan Karel de Grote.

Is deze uitspraak goed of fout?
Karel de Grote wordt nu de leenheer van de leenman
A
Goed
B
Fout

Slide 13 - Quiz

Op deze afbeelding uit de dertiende eeuw belooft een
leenman trouw aan Karel de Grote.

Is deze uitspraak goed of fout?
De afbeelding gaat over de manier waarop Karel de Grote zijn land bestuurde
A
Goed
B
Fout

Slide 14 - Quiz

Welke plicht heeft een leenman?
A
Hij moet in zijn gebied doen waar hij zin in heeft.
B
Hij moet elke ochtend bijtijds opstaan.
C
Hij moet trouw beloven aan zijn leenheer.
D
Hij moet delen van zijn gebied doorlenen aan onderleenmannen.

Slide 15 - Quiz

Huiswerk


Hoofdstuk 6
Opdracht 5jklnp


Maandag 14 juni - 6e uur
- Leerboek blz. 115 t/m 116
- Werkboek blz. 73 en 74

Slide 16 - Slide

Leerstof toetsweek


Leren:
  • Leerboek §6.1 t/m §6.4 (witte tekst)
  • Begrippen (werkboek blz. 101 t/m 104) 
  • Werkboek H6 opdracht 1abcde, 2, 3abce, 5bcdefghijklnp, 8.1, 8.2, 9 en 15
  • Lessonup + 'aantekeningen'
Hoofdstuk 6
Paragraaf 6.1 t/m 6.4

Slide 17 - Slide