herhalen hoofdstuk

herhalen hoofdstuk
1 / 38
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 38 slides, with text slides.

Items in this lesson

herhalen hoofdstuk

Slide 1 - Slide

homeostase
Homeostase = het in stand houden van een dynamisch evenwicht in het inwendig milieu (bloed, weefselvloeistof, lymfe en cytoplasma) van een organisme

Slide 2 - Slide

regelkring

norm handhaven
regelkring voorkomt grootte afwijkingen




Slide 3 - Slide

lichaamstemperatuur
te koud- werking enzymen te langzaam
te warm- enzymen denatureren
hypothalamus bevat receptoren die aan de hand van de bloedtemperatuur de kerntemperatuur registreren
in de huid zitten receptoren voor de schiltemperatuur

Slide 4 - Slide

koorts
norm is verhoogd
daardoor reactie voor onderkoeling (rillingen, bleek)

koorts = een reactie op infectie
meer afweerstoffen worden aangemaakt

Slide 5 - Slide

Bloed aan-/ afvoer
Aanvoerende bloedvaten:
Leverslagader (0,3 L/min) Poortader (1 L/min)

Afvoerend bloedvat:
Leverader

Slide 6 - Slide

Leverlobje:
functionele eenheid lever

Sinusoïde:
ruimte waar bloed uit poort- en leverslagader samen komen

bloed wordt afgevoerd via centrale ader naar leverader

Slide 7 - Slide

Afweer (1)
In de wand van de sinusoïden bevinden zich Kupffercellen.
Deze cellen breken schimmels, bacteriën, parasieten en celresten af.

Slide 8 - Slide

Koolhydraatstofwisseling (2)
Bij een hoog bloedsuikergehalte zetten levercellen glucose uit het bloed om in glycogeen (onder invloed van insuline uit de alvleesklier) = glycogenese

Slide 9 - Slide

Koolhydraatstofwisseling (2)
Bij een laag bloedsuikergehalte zetten levercellen glycogeen om in glucose en geven dat af aan het bloed (onder invloed van glucagon uit de alvleesklier)

Slide 10 - Slide

Koolhydraatstofwisseling (2)
Vetten

Wanneer de glycogeenvoorraad gevuld is, dan wordt de extra opgenomen glucose omgezet in vetten = lipogenese

Slide 11 - Slide

Koolhydraatstofwisseling (2)
Vetten
Aminozuren
Wanneer de glycogeenvoorraad onvoldoende is voor de energiebehoefte wordt door de lever glucose gemaakt uit andere voedingsstoffen (vetten en aminozuren) = gluconeogenese

Slide 12 - Slide

Bloedsuikerspiegel

Slide 13 - Slide

Vetstofwisseling (3)
De lever zet vetachtige stoffen om naar lipoproteïnen waardoor de hydrofobe vetten wel in het bloedplasma vervoerd kunnen worden (H10). 

LDL en HDL blaasjes.

Slide 14 - Slide

Vetstofwisseling (3)
De lever zet ongeschikte vetzuren om in geschikte vetzuren (bijvoorbeeld verzadigde vetzuren in onverzadigde vetzuren)

Essentiële vetzuren kan de lever niet maken. Die moet je via je voeding binnen krijgen (H10).

Slide 15 - Slide

Vetstofwisseling (3)
De lever maakt ook cholesterol (grondstof voor celmembranen en hormonen)

Cholesterol is de basis voor de aanmaak van sommige hormonen (testosteron, oestrogeen, bijnierhormonen)
Cholesterol zit in celmembranen voor flexibiliteit





Slide 16 - Slide

Eiwitstofwisseling (4)
De lever kan aminozuren omzetten in andere aminozuren -> transaminering
Een (overtollig) aminozuur 'ruilt' zijn aminogroep (NH2) uit tegen de ketogroep (=O) van een ander molecuul. 
Deze verandert dan in een nieuw aminozuur. 

Slide 17 - Slide

Eiwitstofwisseling (4)
9 van de 20 aminozuren zijn níet door de lever te maken: essentiële aminozuren.
Overtollige aminozuren worden door de lever afgebroken (er is geen ‘voorraad’) = deaminering

De lever produceert ook verschillende plasma-eiwitten (eiwitten in het bloed).

Slide 18 - Slide

Eiwitstofwisseling (4)
Deaminering: stikstofgroep wordt verwijderd -> 
ureum wordt gevormd, gaat via bloed naar de nieren

Slide 19 - Slide

Eiwitstofwisseling (4)
Koolstofskelet wordt verbrandt (dissimilatie), omgezet naar glucose (gluconeogenese) of vet (lipogenese)


Slide 20 - Slide

Afbraak rode bloedcellen (5)
Milt en lever breken oude bloedcellen af.
Afbraak van hemoglobine levert: IJzer en biliverdine

IJzer: wordt gebonden aan eiwit-> ferritine (ijzervoorraad in je lever en rode beenmerg)

Slide 21 - Slide

Afbraak rode bloedcellen (5)
Biliverdine, wordt omgezet naar bilirubine (gele kleurstof), wordt uitgescheiden via de gal en klein deel via de urine. 

Bilirubine wordt door darmbacteriën omgezet en veroorzaakt de bruine kleur van ontlasting (H10).

Slide 22 - Slide

Galproductie (6)
Levercellen leveren plm 0,5 l gal per dag.
Gal wordt opgeslagen in de galblaas en/ of afgescheiden in de 12-vingerige darm.
Gal bevat bilirubine, cholesterol en galzure zouten (emulgator voor vet).
Verhoogt osmotische waarde van de ontlasting waardoor transport door de dikke darm makkelijker wordt.



Slide 23 - Slide

Galproductie (6)
Galzure zouten worden voor 
90% geresorbeerd in de darm
en komen weer via de 
poortader in de lever terecht.




Slide 24 - Slide

Afbraak gifstoffen (7)
Levercellen breken lichaamsvreemde stoffen af (alcohol, nicotine, medicijnen etc.) -> detoxificatie

Slide 25 - Slide

Afbraak gifstoffen (7)
Alcohol wordt omgezet in ethanal (met behulp van enzym alcoholdehydrogenase)
Daarna wordt ethanal omgezet in azijnzuur (niet giftig acetaat, m.b.v. aldehydedehydrogenase) of in glucose of vet.
(dehydrogenase: verwijdert een H atoom) 

bij regelmatig alcoholgebruik -> leververvetting
bij overmatig alcoholgebruik -> Cirrose = verbindweefseling van de lever

Slide 26 - Slide

Opslag (8)
In de lever worden de volgende stoffen opgeslagen:

Glycogeen
IJzer (in de vorm van ferritine)
Sommige vitamines (A, D, B12 en K) en mineralen



Slide 27 - Slide

Overige functies (9 en 10)
Je lever bevat 0,5 tot 1,5 liter bloed -> extra bloeddepot

Bij alle chemische omzettingen ontstaat veel warmte.
De lever is ongeveer 40°C -> warmtebron voor je lichaam

Slide 28 - Slide

slijmvliezen 
De binnenkant van de luchtwegen is bekleed met slijmvlies. Slijmkliercellen maken slijm waar stofdeeltjes en bacteriën aan vast blijven plakken. De trilharen van trilhaarcellen vervoeren het slijm in de richting van de keelholte.

Slide 29 - Slide

wet van fick

Slide 30 - Slide

Inademing
Borstademhaling
Buitenste tussenribspieren trekken samen: 
borstkas gaat omhoog
Buikademhaling
Middenrifspieren trekken samen: 
middenrif gaat naar beneden
-> borstholte vergroot

Slide 31 - Slide

Uitademing
Borstademhaling
Buitenste tussenribspieren ontspannen: 
borstkas gaat omlaag
Buikademhaling
Middenrifspieren ontspannen: 
middenrif gaat omhoog
-> borstholte verkleint



Slide 32 - Slide

Luchtdruk
Inademen:
druk in de long lager dan 
buitenlucht: 
lucht stroomt maar binnen.

Slide 33 - Slide

Luchtdruk
Uitademen
druk in de longen hoger 
dan de buitenlucht: 
lucht stroomt naar buiten



Slide 34 - Slide

Extra diepe ademhaling
Hulp van spieren in de nek die de borstkas extra optillen: diepere inademing

Hulp van de binnenste ribspieren om de borstkas extra naar beneden te trekken: diepere uitademing
Hulp van de buikspieren om het middenrif extra naar boven te drukken: diepere uitademing




Slide 35 - Slide

Interpleurale ruimte
Ruimte tussen borstvlies en longvlies.
Gevuld met vloeistof (plakmiddel en smeermiddel)/ vacuüm
Hierdoor volgen de longen de beweging van de borstkas.


Slide 36 - Slide

Ademvolume
Ademfrequentie: aantal ademhalingen per minuut (in rust: 15x per min).

Ademvolume: de hoeveelheid lucht die bij één ademhaling in- en uitademt (in rust: 500 mL). 

‘Dode ruimte’: deel waar geen diffusie van gassen optreedt, aan- en afvoerwegen (ong. 150 mL)

Effectieve luchtverversing per ademhaling = 350 mL

Slide 37 - Slide

Ademhalingscentrum
informatie hersencentra- lichaamstemperatuur
chemoreceptoren en drukreceptoren- Ph,Po2 en Pco2

Hoge pco2 en lage ph --> meer signalen naar effectoren
Po2 alleen bij zeer lage waardes

Slide 38 - Slide