Definitie: Afweer waar geen ‘geheugen’ van blijft bestaan.
Dit type afweer heb je vanaf je geboorte.
Witte bloedcellen (fagocyten en natural killercellen)
Complementsysteem/ complementeiwitten
Ontstekingsreactie
Slide 6 - Slide
Lichaamseigen
Elke eigen lichaamscel heeft ook eiwitten aan de buitenkant: lichaamseigen antigenen
Lichaamscellen
Lichaamseigen antigenen worden m.b.v. een MHC-I-molecuul (een soort vlaggenstok aan het celmembraan) gepresenteerd.
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Granulocyten (BINAS 84I)
granulocyten hebben
een veelvormige, niet
ronde kern.
Bij ontdekking van een ziekteverwekker:
- Geven gifstoffen af die schadelijk zijn voor de ziekteverwekker
- Geven cytokinen af --> ontstekingsreactie
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Macrofagen
Macrofagen omvatten deeltjes en cellen die niet in het lichaam thuis horen (fagocytose). Met lysosomen verteren ze deze deeltjes/ cellen.
Geldt voor:
Bacteriën, virussen, splinters, inkt, dode/ beschadigde cellen etc.
Slide 11 - Slide
Geïnfecteerde cel
Na besmetting plaats een geïnfecteerde lichaamscel de antigenen van de ziekteverwekker aan de MHC-I-moleculen op het celmembraan.
Nu is de cel herkenbaar als geïnfecteerd.
Slide 12 - Slide
Natural Killer cellen (NK-cellen)
Controleren de celmembranen van eigen lichaamscellen op afwijkende (lichaamsvreemde) eiwitten in het MHC-I molecuul:
- Doden virus-geïnfecteerde cellen
- Doden tumorcellen
Slide 13 - Slide
Natural killer cellen (NK-cellen)
scheiden perofine af (maakt celmembraan stuk)
Of zet cel aan tot apoptose (DNAse wordt actief, DNA wordt afgebroken)
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
MHC2 voor specifieke afweer
MHC1 voor lichaamseigen herkenning
Binas: 84 L1
Slide 17 - Slide
lymfe
APC verplaatst zich naar het lymfevatenstelsel
lymfeknopen bezitten NK-cellen, B- en t-lymfocyten
lymfeknopen veel aanwezig in: liezen, oksels, keel, darmen, milt, neus- en keelamandelen
Slide 18 - Slide
aanmaak B- en T-lymofcyten
B in beenmerg en follikels rijpen in lymfeknopen
T onstaat in beenmerg, ontwikkelt in thymus en opgeslagen lymfeknopen
beide hebben controle op lichaamseigen receptor anders vernietigd
Binas 84I
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
T-lymfocyt activeert B-lymfocyt met de receptor voor het juist antistof
Slide 21 - Slide
Binas: 84L2
Slide 22 - Slide
allergische reactie
Slide 23 - Slide
immuun
je hebt het vermogen om deze ziekteverwekkers uit te schakelen voordat zij je ziek kunnen maken.
cellulaire immuniteit:Je hebt tc-geheugencelllen en th-geheugencellen
humorale immuniteit: B-geheugencellen en antistoffen
Slide 24 - Slide
Immuniteit
Slide 25 - Slide
Wat gebeurt er als je ingeënt wordt?
Slide 26 - Slide
antigene zijn gemaakt van glycoproteïne en glycolipide
Slide 27 - Slide
Slide 28 - Slide
Naast A, AB, B en nul is er ook nog de rhesusfactor + of -
Rhesusfactor = extra type antigen
De antistoffen tegen Rhesus zitten normaal niet al in je bloed.
Pas na contact met Rhesus + ga je antistoffen maken
Slide 29 - Slide
Rhesus baby
Rhesus antistoffen kunnen door de placenta
AB antistoffen niet
Slide 30 - Slide
hla systeem: MHC2 (witte bloedcellen) en MHC1 (andere cellen)
Slide 31 - Slide
auto-imuunziekte
aanvallen eigen lichaamscellen
cellen in apoptose (lymofcyt past op mhc2 eiwit)
alvleesklier beschadigen -> diabetes
aanvallen kraakbeencellen
Slide 32 - Slide
Jolijn is gynaecoloog. Bij een patiënte vermoedt zij dat er sprake is van een vaginale schimmelinfectie. Daarom meet zij de pH-waarde van de vagina haar patiënte. Bij een vrouw varieert de normale pH-waarde van de vagina tussen 3,8 en 4,5. Leg uit wat de functie is van deze lage pH-waarde in de vagina.
Slide 33 - Open question
Mieke is overgevoelig voor Aspergillus fumigatus. Als ze in aanraking komt met de schimmel krijgt ze het benauwd. Welk type cel zal bij Mieke de allergische reactie, door de aanwezigheid van schimmel Aspergillus fumigatus, in gang zetten?
Slide 34 - Open question
Jesper krijgt een wenkbrauwpiercing. De piercer schiet een metalen naaldje door de lederhuid. Hij beweert dat het aanbrengen geen pijn zal doen. Licht toe of dat waarschijnlijk is.
Slide 35 - Open question
Slide 36 - Open question
Een patiënt met resus-negatief bloed en bloedgroep AB ontvangt voor het eerst in zijn leven een bloedtransfusie. Hij krijgt bij vergissing een kleine hoeveelheid resus-positief bloed van een donor met bloedgroep A. Twee weken later wordt bepaald welke antistoffen in het bloed van deze patiënt aanwezig zijn. Is in het lichaam van de patiënt tengevolge van deze transfusie antistof anti-A gevormd? En anti-resus?
Slide 37 - Open question
Dina heeft CVID. Door deze ziekte maakt haar lichaam onvoldoende antistoffen. Voordat de ziekte bij haar werd ontdekt, liep ze vaak infecties op. Regelmatig moest ze antibiotica gebruiken om deze infectieziekten te bestrijden. Inentingen leveren bij Dina geen goede immuniteit op. Daarom krijgt ze eenmaal per maand antistoffen uit donorbloed toegediend. Wat voor immuniteit word hier opgebouwd?
A
natuurlijk actief
B
natuurlijk passief
C
kunstmatig actief
D
kunstmatig passief
Slide 38 - Quiz
Baby’s jonger dan vier weken worden niet gevaccineerd. Heel jonge baby’s vaccineren heeft over het algemeen geen nut: het vaccin slaat niet aan. Dit is gedeeltelijk te wijten aan het onvoldoende uitgerijpte immuunsysteem. Leg uit door welke andere oorzaak vaccinaties bij baby’s in de eerste weken na de geboorte geen immuunrespons oproepen.