4.3 Ongelijkheid in arme en rijke landen

1 / 23
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Vandaag
  • Huiswerk nabespreken / Herhaling P1 en P2

  • Leerdoelen

  • Uitleg paragraaf 4.3

  • Zelfstandig werken

  • Afsluiten 




Vandaag
Formele en informele sector
sociale- en regionale ongelijkheid

BK
Leerboek: blz. 72 + 73
Werkboek: blz. 90 + 81


KGT
Leerboek: blz. 78 + 79
Werkboek: blz. 96 + 97

Volgende les
OEFENTOETS 4.1 T/M 4.3

Slide 2 - Slide

Leerdoelen P4.3
  • Je kent het verschil tussen sociale- en regionale ongelijkheid.
  • Je kent het verschil tussen de formele- en informele sector
  • Je begrijpt hoe je die begrippen kunt gebruiken bij het bepalen van rijkdom van een gebied
  • Je kunt met de gegevens over de beroepsbevolking bepalen of een land arm of rijk is.

Slide 3 - Slide

Herhalen: Wanneer je kijkt naar de rijkdom van een land op basis van wat er verdiend wordt, kijk je naar:
A Welvaart B Welzijn
(noteer alleen de letter)

Slide 4 - Open question

Herhalen: Hans voelt zich goed, hij is gezond, kan naar school en heeft elke dag voldoende te eten: dit gaat over:
A Welvaart B Welzijn
(noteer alleen de letter)

Slide 5 - Open question

Wat is het BNP/hoofd?
Noteer BNP languit en leg uit.

Slide 6 - Open question

Je kunt de wereld indelen in drie groepen. Sleep de landen naar de juiste groepen. Bij elke groep komen twee landen te staan.
Koplopers
Volgers
Achterblijvers
Landen:
Brazilië, Rusland, India, China
Veel Afrikaanse landen
Japan, VS, Spanje

Slide 7 - Drag question

We hebben het gehad over beroepssectoren: al het werk dan mensen doen kun je in drie groepen indelen. Welke drie groepen ken je?

Slide 8 - Open question

Kort herhalen
1. Landbouw: boerenbedrijven

2. Industrie: fabriekswerk

3. Diensten: dienstverlening, wanneer je iemand een dienst levert. Onderwijs, zorg, chauffeurs, winkelpersoneel.

Slide 9 - Slide

Werken in een arm land.
Je ziet zo een aantal foto's van mensen die werken in een arm land.

Wat valt je op? Kijk maar eens goed.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Informele sector
  • In veel arme landen werken mensen in de informele sector:
  • Hun werk is niet geregistreerd: niet officieel
  • Hun inkomsten wisselen van dag tot dag
  • Bij ziekte krijgen ze geen uitkering (geld van de overheid)

Noteer voor jezelf 2 banen uit de informele sector.

Slide 12 - Slide

Formele sector
  • Hiermee bedoelen we alle geregistreerde banen.
  • Mensen hebben een vast inkomen
  • Ze betalen belasting en krijgen elke maand hetzelfde loon.


 Noteer voor jezelf 2 banen uit de formele sector.

Slide 13 - Slide

Vier foto's: welke sector?
  • Pak een pen of potlood
  • Je ziet vier foto's
  • Je krijgt 45 seconden 
  • Schrijf op per foto of deze in de formele of informele sector is gemaakt.
  • Na de foto's krijg je een meerkeuze vraag en kies je het juiste antwoord.

Slide 14 - Slide

timer
0:45

Slide 15 - Slide

Wat is het juiste antwoord?
A. 1 Informeel, 2 formeel, 3 informeel, 4 formeel
B. 1 formeel, 2 formeel, 3 informeel, 4 informeel
C. 1 formeel, 2 formeel, informeel, 4 formeel

Slide 16 - Open question

Slide 17 - Video

Sociale ongelijkheid
  • Grote verschillen in arm en rijk tussen groepen mensen.
  • Argentinië als voorbeeld:
  • Rijke mensen rijden in grote auto's
  • Arme mensen wonen in krottenwijken
  • Arme mensen werken vaak in de informele 

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Ongelijkheid in Kenia
  • Kenia is een land in Afrika
  • De sociale en regionale ongelijkheid is hier groot. 
  • Deze uitspraak gaat over regionale ongelijkheid. 
  • Regionale ongelijkheid gaat over verschillen in welvaart en welzijn tussen 2 gebieden. 
  • Kijk maar eens mee.

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Werkt Jane in de formele of informele sector? Waarom denk je dat?

Slide 22 - Open question

Opdrachten maken 
Wat? 
Maak de opdrachten van paragraaf 4.3 af
Hoe?
Fluisterend samenwerken
Hulp
Maak gebruik van de leerteksten uit je boek en de gemaakte aantekeningen.
Tijd
Tot het einde van de les.
Uitkomst
Wat niet af is, is huiswerk! We bespreken de opdrachten de volgende les.
Klaar?
Maak een samenvatting van paragraaf 4.3

Slide 23 - Slide