Grammatica 2 oefenen voor de toets (Plot, 1HA1)

Grammatica 2 oefenen voor de toets (Plot, 1HA1)
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slide and 1 video.

Items in this lesson

Grammatica 2 oefenen voor de toets (Plot, 1HA1)

Slide 1 - Slide

maak de zin af: 1) vul een woord of een paar woordjes in in plaats van 'iets' en 2) zeg of dit een goede zin is is of niet:

'Ik zie iets'

Slide 2 - Open question

Wat zijn de twee beste manieren om de persoonsvorm in een zin te vinden?

Slide 3 - Open question

Wat is het lijdend voorwerp in de zin:
'Een creatieve eend heeft onlangs een heerlijk recept ontwikkeld.'

Slide 4 - Open question

maak de zin af: 1) vul een woord of een paar woordjes in in plaats van 'iets' en 2) zeg of dit een goede zin is is of niet:

'Kan ik hier iets kopen?'

Slide 5 - Open question

maak de zin af: 1) vul een woord of een paar woordjes in in plaats van 'iets' en 2) zeg of dit een goede zin is is of niet:

'Kan ik hier iets kopen?'

Slide 6 - Open question

maak de zin af: 1) vul een woord of een paar woordjes in in plaats van 'iets' en 2) zeg of dit een goede zin is is of niet:

'Ik denk iets'

Slide 7 - Open question

maak de zin af: 1) vul een woord of een paar woordjes in in plaats van 'iets' en 2) zeg of dit een goede zin is is of niet:

'Ik speel iets op de piano'

Slide 8 - Open question

maak de zin af: 1) vul een woord of een paar woordjes in in plaats van 'iets' en 2) zeg of dit een goede zin is is of niet:

'Ik fiets iets'

Slide 9 - Open question

maak de zin af: 1) vul een woord of een paar woordjes in in plaats van 'iets' en 2) zeg of dit een goede zin is is of niet:

'Ik verloor gisteren iets'

Slide 10 - Open question

0

Slide 11 - Video

Hoeveel rollen heeft het werkwoord 'overhandigen' ?
A
1
B
2
C
2

Slide 12 - Quiz

Hoeveel rollen heeft het werkwoord 'fietsen' ?
A
1
B
2
C
3

Slide 13 - Quiz

Hoeveel rollen heeft het werkwoord 'bellen' ?
A
1
B
2
C
3

Slide 14 - Quiz

Hoeveel rollen heeft het werkwoord 'zitten' ?
A
1
B
2
C
2

Slide 15 - Quiz

Hoeveel rollen heeft het werkwoord 'optillen' ?
A
1
B
2
C
3

Slide 16 - Quiz

Hoeveel rollen heeft het werkwoord 'uitdelen' ?
A
1
B
2
C
3

Slide 17 - Quiz

Wat zijn de twee beste manieren om de persoonsvorm in een zin te vinden?

Slide 18 - Open question

Op welke manier kun je een zin in zinsdelen verdelen? Welke proef doe je?

Slide 19 - Open question

In welke zin of in welke zinnen staan de zinsdeelstreepjes op de goede plek? (Let op: in sommige zinnen staan te veel of te weinig streepjes)
A
Gisteren | is | Janet met haar voetbalteam | kampioen | geworden.
B
Mo | werkt | altijd | heel hard | voor wiskunde | omdat hij dat | een lastig vak | vindt
C
De mentor | schudde | zachtjes | zijn | hoofd | toen hij de stapel blauwe briefjes doorlas.
D
Voor haar verjaardag | heeft | Marieke | van haar vriendinnen | een dagje uit naar het strand | gekregen

Slide 20 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegd in de zin:
'Hij zit op de klok te kijken.'
A
zit
B
zit kijken
C
zit te kijken

Slide 21 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegd in de zin:
'Hij staat daar pannenkoeken te bakken.'
A
zit
B
zit te bakken
C
zit bakken

Slide 22 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegd in de zin:
'Hij ruimt de vaatwasser uit.'
A
ruimt
B
ruimt uit
C

Slide 23 - Quiz

Wat is het onderwerp in de zin:
'Mirtes verhaal kan iedereen overkomen'

Slide 24 - Open question

Wat is het onderwerp in de zin:
'Verliefd zijn is leuk en spannend.'

Slide 25 - Open question

Wat is het lijdend voorwerp in de zin:
'.'

Slide 26 - Open question

Wat is het lijdend voorwerp in de zin:
'Een creatieve eend heeft onlangs een heerlijk recept ontwikkeld.'

Slide 27 - Open question