P2: redekundig ontleden voorzetselvoorwerp

Periode 2
Redekundig ontleden: voorzetselvoorwerp
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Periode 2
Redekundig ontleden: voorzetselvoorwerp

Slide 1 - Slide

Vul aan met een voorzetsel: feliciteren.... , twijfelen...., vertrouwen.....

Slide 2 - Open question

Kun je zelf een werkwoord bedenken
waar een vast voorzetsel bij hoort?

Slide 3 - Mind map

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Wat weet je nog over het voorzetselvoorwerp?

Slide 6 - Open question

Slide 7 - Video

Voorzetselvoorwerp
  • Een voorzetselvoorwerp begint met een voorzetsel;
  • Een voorzetselvoorwerp komt voor bij werkwoorden of bijvoeglijk naamwoorden met een vast voorzetsel (luisteren naar, rekenen op, geven om, dol zijn op); 
  • Het voorzetsel verbindt het voorzetselvoorwerp met het gezegde.
Voorbeelden
  • Ik ben niet tevreden met deze computer.  --> tevreden zijn met
  • Bianca houdt al meer dan tien jaar van Kevin. --> houden van

Slide 8 - Slide

Voorzetselvoorwerp of bijwoordelijke bepaling?
Als een zinsdeel begint met een voorzetsel en het heeft een figuurlijke betekenis, dan is het een voorzetselvoorwerp. Begint een zinsdeel met een voorzetsel en heeft het een letterlijke betekenis, dan is het een bijwoordelijke bepaling .

1. Ik / reken / op lekker weer.
2. Ik / reken / die som / uit / op mijn rekenmachine.
3. Ik / wacht / op de trein.
4. Ik / wacht / op het perron.
  

Slide 9 - Slide

Wat is het voorzetselvoorwerp in de volgende zin?

Ik waarschuwde haar voor de gevolgen.
A
haar
B
voor
C
voor de gevolgen
D
Er zit geen voorzetselvoorwerp in.

Slide 10 - Quiz

Voorzetselvoorwerp of bijwoordelijke bepaling?

Wij vertrouwen op uw medewerking.
A
Op uw medewerking = vzv
B
Op uw medewerking = bwb

Slide 11 - Quiz

Wij voetbalden vroeger altijd op straat.
A
op straat= vzv
B
op straat = bwb

Slide 12 - Quiz

Wat is het voorzetselvoorwerp?
Straks trakteert mijn lieve moeder op een waterijsje.
A
trakteert
B
straks
C
Mijn lieve moeder
D
op een waterijsje

Slide 13 - Quiz

Mijn ouders zijn erg trots op het mooie schilderij. Het hangt al jaren aan de muur.
A
op het mooie schilderij=vzv aan de muur= vzv
B
op het mooie schilderij=bwb aan de muur= bwb
C
op het mooie schilderij= vzv aan de muur= bwb
D
op het mooie schilderij= bwb aan de muur= vzv

Slide 14 - Quiz

voorbeelden
denken aan: Hij denkt aan zijn vakantieliefde.
wachten op: Zij wachten op de boot naar Terschelling.
rekenen op: Wij rekenen op een nieuwe auto.
trouwen met: Ik trouw met de man van mijn dromen.
boos zijn over: Je bent toch niet nog steeds boos over dat grapje?
zich onthouden van: De politicus onthield zich van stemming

Slide 15 - Slide

herhaling voorzetselvoorwerp


Een voorzetselvoorwerp (vzv):

- begint met een voorzetsel (in, op, tijdens, na etc.)

- het voorzetsel kun je (bijna niet) vervangen door een ander voorzetsel

- het voorzetsel hoort bij een vast werkwoord

- heeft vaak een figuurlijke betekenis


Slide 16 - Slide

Aan de slag
Ga aan het werk met de opdrachten 17 t/m 22 uit het ontleedboekje (redekundig ontleden).

Slide 17 - Slide