Leren voor SO Beeldaspect LICHT Verdieping

Leren voor SO Beeldaspect LICHT Verdieping
1 / 16
next
Slide 1: Slide
Beeldende vormingMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 3-6

This lesson contains 16 slides, with text slides and 1 video.

Items in this lesson

Leren voor SO Beeldaspect LICHT Verdieping

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Stukje herhaling: 
LICHTBRON
= natuurlijk of kunstmatig, zichtbaar of onzichtbaar

LICHTRICHTING
= De kant waar het licht in een kunstwerk vandaan komt (onder, boven, links, rechts, voor achter). 
De richting wordt bepaald door de lichtbron en leidt tot: 
meelicht
tegenlicht
zijlicht
strijklicht

SCHADUWSOORT
= De schaduw die veroorzaakt wordt door de lichtrichting:
tegenlicht
meelicht
zijlicht
stijklicht

Slide 3 - Slide

Lichtbron
zichtbare lichtbron
onzichtbare lichtbron
natuurlijke lichtbron
kunstmatige lichtbron
Van welke bron is het licht op het kunstwerk afkomstig en kun je die bron zien of niet?

Slide 4 - Slide

Lichtrichting
Door licht en schaduw op een schilderij te bekijken, kun je vaststellen uit welke richting het licht komt. 

Meestal overheerst in een schilderij één lichtrichting maar licht kan ook uit andere richtingen komen, afhankelijk van de lichtbron. 
Zijlicht: Zijlicht valt van opzij (links of rechts) op het tafereel. Behalve de slagschaduwen zijn ook de eigen schaduwen goed zichtbaar, wat de plasticiteit van het beeld vergroot.
Meelicht: Licht dat van voren (van achter de toeschouwer) op een tafereel valt. De slagschaduwen vallen naar achteren (van de toeschouwer af).
Strijklicht: De lichtstralen lopen bijna evenwijdig met het belichte oppervlak en lijken over het oppervlak te strijken. Hierdoor worden alle oneffenheden in het vlak zichtbaar. Strijklicht geeft lange schaduwen.
Tegenlicht: Dit heeft de neiging te verblinden (bij fotografie spreekt men van overbelichting). Bij fel tegenlicht zijn alleen silhouetten zichtbaar. De slagschaduwen vallen naar voren (naar de toeschouwer toe).

Slide 5 - Slide

Schaduwplekken ontstaan omdat er weinig of geen licht op die plekken valt. Er worden verschillende soorten schaduw onderscheiden:

eigen schaduw

slagschaduw

kernschaduw 

halfschaduw

gebroken schaduw
Eigen schaduw: Dit is de schaduw die ontstaat op het belichte object zelf. Het benadrukt de vorm van het object en geeft het object plasticiteit.
Slagschaduw: Dit is de schaduw van een voorwerp die op een oppervlak of ander vorm valt. 
Halfschaduw: Het gedeelte tussen de kernschaduw en het verlichte gedeelte op een voorwerp. In de foto zie je dit heel mooi bij de schaduwen van de bomen.
Kernschaduw: Is het middelste, donkerste deel van de eigen schaduw. Kernschaduw en halfschaduw worden goed zichtbaar op bolle vormen.
Gebroken schaduw: is slagschaduw die wordt gebroken door bijvoorbeeld een muur.
Schaduwsoorten

Slide 6 - Slide

Licht effecten
Licht effecten die veroorzaakt worden door lichtval zijn:
  • contrasten
  • plasticiteit 
  • glimlicht
  • sfeer

Slide 7 - Slide

Licht - donker contrast
Bij licht-donker contrast gaat het om het contrast in helderheid. Het naast elkaar gebruiken van licht en schaduw. 

Licht-donkercontrast wordt ook in de (zwart/wit)fotografie veel gebruikt. Er zit dan diep zwart en helder wit in de foto, in plaats van heel veel grijstinten.

In de schilderkunst wordt een groot licht/donkercontrast gebruikt om een extra dramatisch effect te bereiken. Dit zie je o.a. vaak bij Rembrandt         en Caravagio
Een foto van Hendrik Kerstens waarbij hij gebruik maakt van een groot licht-donker contrast.
Rembrandt, "Het Joodse Bruidje" 
Caravagio, "De bekering van Paulus"

Slide 8 - Slide

Clair-obscur
Bij clair-obscur overdrijven schilders het contrast tussen licht en donker. Daarmee wordt een dramatisch effect bereikt. Caravaggio was de eerste schilder die het vaak toepaste. Clair-obscur ontstond in de 16e eeuw in Italië.

Slide 9 - Slide

Plasticiteit
Het aanbrengen van schaduwen zorgt dus voor plasticiteit
Met de volgende voorbeelden zal dit begrip duidelijk worden:
Van een platte getekende cirkel naar een plastische bol.
Van een platte schijf naar een plastische bol.
Hoe teken je dat dan?
Ook een beeldhouwwerk wordt plastisch door schaduwen! DIt doe je dan met verschillen in diepte.
Hier een mooi voorbeeld van plasticiteit in een schilderij van Claude Monet.

Slide 10 - Slide

Glimlicht
Glimlicht is een witte vlek op het voorwerp waar de kleur helemaal weg valt. 

Het wordt gebruikt om glans aan te geven. 

Slide 11 - Slide

Sfeer
Het licht in een schilderij kan heel erg de sfeer beïnvloeden en is dus erg belangrijk om bij stil te staan als je een schilderij maakt!
Twee voorbeelden van meesters in het maken van sfeer door licht in een schilderij:

Carel Willink
William Turner
Je kunt op deze schilderijen gewoon "voelen" welke sfeer er hangt. Kijk naar het licht, hoe het valt, waar komt het vandaan? Wat zie je aan de schaduwen?
Je ziet op dit schilderij een mooi vergelijkend beeld met die van Willink. De sfeer is heel anders door het gebruik van ander licht. Kijk eens of je voor jezelf kunt benoemen wat de sfeer zo anders maakt door het gebruik van licht en dus niet de KLEUR! 
En wat doet het licht hier met de sfeer?

Slide 12 - Slide

We kunnen ook een onderscheidt maken tussen 3 soorten licht: direct, indirect en diffuus licht. Je kunt er verschillende soorten effecten mee bereiken en het is dus belangrijk om over na te denken.


Direct licht
Bij direct licht schijnt de lichtbron rechtstreeks op het te belichten oppervlak. Schaduwen zijn goed zichtbaar.

Indirect licht
Bij indirect licht komt het licht niet rechtstreeks van een lichtbron op het object. Een plafond of wand bijvoorbeeld dient dan als reflector die het licht weerkaatst waardoor 
het object wordt verlicht. 


Diffuus of verspreid licht 
Dit is een egaal licht dat niet direct afkomstig is van een directe of indirecte lichtbron. Het resultaat is een egaal en gefilterd licht met een gelijkmatige verdeling. Hierdoor wordt alles eigenlijk evenveel belicht.
 Dit soort licht heeft nagenoeg geen schaduwvormingen of reflecties.
Lichtsoorten

Slide 13 - Slide

Direct licht
Het licht schijnt direct uit de lichtbron (natuurlijk of kunstmatig) op het object.

Slide 14 - Slide

Indirect licht
Het licht komt niet direct op het object (maar via weerkaatsing). 

Slide 15 - Slide

Diffuus licht
Het licht is heel vlak. Er zijn bijna geen schaduwen en ook geen grote contrasten in licht en donker.

Slide 16 - Slide