Grammatica; Redekundig ontleden les 2

Welkom 2Ga

Leg je spullen op tafel en wacht rustig de start van de les af
Wat heb je altijd nodig?
Lesboek en lijntjesschrift, Nederlands leesboek, schrijfgerei, (opgeladen) laptop met oplader

1 / 40
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 40 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Welkom 2Ga

Leg je spullen op tafel en wacht rustig de start van de les af
Wat heb je altijd nodig?
Lesboek en lijntjesschrift, Nederlands leesboek, schrijfgerei, (opgeladen) laptop met oplader

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?

Taalinzicht
Terugblik
(Misschien wat nieuwe theorie)
Een aantal vragen???


Slide 2 - Slide

Taalinzicht 2: redekundig ontleden
Redekundig ontleden (zinsontleding)

Het ontleden van een zin in zinsdelen.

Slide 3 - Slide

Taalinzicht 2: Terugblik
Vorige week heb je les gehad over het koppelwerkwoord en het naamwoordelijk gezegde.

Klopt dat?

Slide 4 - Slide

Taalinzicht 2: Terugblik
Er zijn 9 koppelwerkwoorden. Wie kent ze allemaal?

Slide 5 - Slide

Taalinzicht 2: Terugblik
Er zijn 9 koppelwerkwoorden. Wie kent ze allemaal?
  • zijn
  • worden
  • blijven
  • blijken
  • lijken
  • schijnen
  • heten
  • dunken
  • voorkomen

Slide 6 - Slide

Taalinzicht 2: Terugblik
Wat doet zo een koppelwerkwoord precies?
Er zijn 9 koppelwerkwoorden. 
Wie kent ze allemaal?
  • zijn
  • worden
  • blijven
  • blijken
  • lijken
  • schijnen
  • heten
  • dunken
  • voorkomen

Slide 7 - Slide

Taalinzicht 2: Terugblik
Wat doet zo een koppelwerkwoord precies?

Het koppelwerkwoord 'koppelt' een toestand
of eigenschap aan het onderwerp.

'Ik ben blij.'
'ben' koppelt onderwerp 'ik' aan toestand 'blij'
Er zijn 9 koppelwerkwoorden. 
Wie kent ze allemaal?
  • zijn
  • worden
  • blijven
  • blijken
  • lijken
  • schijnen
  • heten
  • dunken
  • voorkomen

Slide 8 - Slide

Naamwoordelijk gezegde
Het naamwoordelijk gezegde zegt wat iemand (of iets) is of wordt.

Matthias / wordt / later / zeer waarschijnlijk / wiskundeleraar.

Matthias wordt iets, dus:
ng: wordt wiskundeleraar

Slide 9 - Slide

Naamwoordelijk gezegde
Bestaat uit een werkwoordelijk en naamwoordelijk deel. Het werkwoordelijk deel bevat alle werkwoorden uit de zin. Een van die werkwoorden is het koppelwerkwoord: zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen.

Het naamwoordelijk deel bevat een bijvoeglijk of zelfstandig naamwoord dat een eigenschap (wiskundeleraar) van het onderwerp (Matthias) geeft.
Het koppelwerkwoord (wordt) koppel de eigenschap aan het onderwerp.

Slide 10 - Slide

Nieuw: Hoofd- en bijzinnen
Als eerst is het goed om te weten wat enkelvoudige en samengestelde zinnen zijn.

  • Enkelvoudige zin: 1 persoonsvorm + 1 onderwerp

  • Samengestelde zin: 2 of meer persoonsvormen

Slide 11 - Slide

Hoofd- en bijzinnen
Binnen samengestelde zinnen kan je te maken hebben met diverse variaties aan soorten zinnen die bij elkaar horen.

Zo heb je:
Hoofdzin + bijzin (HZ + BZ)
Bijzin + hoofdzin (BZ + HZ)
Hoofdzin + hoofdzin (HZ + HZ)  

Slide 12 - Slide

Hoofd- en bijzinnen
Staat het onderwerp direct naast de persoonsvorm?
En kan er niets tussen worden geplaatst?
Je hebt te maken met een hoofdzin (HZ)

      O    Pv                                                   O    Pv                                        
Hij heeft een kaartje over, dus hij geeft er een aan mij.
HZ                +                       HZ

Slide 13 - Slide

Hoofd- en bijzinnen
Staat het onderwerp niet direct naast de persoonsvorm? En kan er iets tussen worden geplaatst? 
Je hebt te maken met een bijzin (BZ)

      O    Pv                                                                O                                   Pv        
Hij heeft een kaartje over, aangezien hij er eentje over heeft.
HZ                +                       BZ

Slide 14 - Slide

Hoofd- en bijzinnen
Een samengestelde zin met 2 hoofdzinnen noemen we nevenschikkend. Ze zijn gelijk aan elkaar (neefjes)


Een samengestelde zin met een hoofd- en bijzin noemen we onderschikkend. De bijzin is onderschikkend aan de hoofdzin.

Slide 15 - Slide

Voegwoord

Voegwoorden (of verbindingswoorden) verbinden twee woorden, woordgroepen of zinnen met elkaar.

Ik wil naar huis, want ik ben moe.

Slide 16 - Slide

Voegwoord
Onderschikkend


Nevenschikkend



Slide 17 - Slide

Onderschikkend voegwoord
Een hoofdzin wordt met een bijzin verbonden

                De docent zegt dat ze morgen alle toetsen nakijkt.
'De docent zegt' = hoofdzin + 'dat ze ... toetsen nakijkt' = bijzin

Onderschikkende voegwoorden: aangezien, als, dat, doordat, hoewel, mits, nadat, of, omdat, opdat, terwijl, toen, zodat, enz.

Slide 18 - Slide

Nevenschikkend voegwoord
Twee gelijkwaardige woorden of zinnen worden verbonden

                Ik eet graag peren.          +          Ik eet graag appels.
                         Ik eet graag peren en ik eet graag appels.

Nevenschikkende voegwoorden: dus, en, maar, of, want.

Slide 19 - Slide

DWOEM - Nevenschikkend
Dus
Want
Of (Let op! kan ook onderschikkend zijn)
En
Maar
2 hoofdzinnen (hoofdzin + hoofdzin) 

Slide 20 - Slide

Oefenen!

Zodra hij klaar is met werken, komt hij.

Wat is het voegwoord?
Nevenschikkend of onderschikkend?

Slide 21 - Slide

Oefenen!

Zodra hij klaar is met werken, komt hij.
                   Bijzin                               Hoofdzin
Wat is het voegwoord?
Nevenschikkend of onderschikkend?

Slide 22 - Slide

Oefenen!

Wil je koffie of thee?


Wat is het voegwoord?
Nevenschikkend of onderschikkend?

Slide 23 - Slide

Oefenen!

Wil je koffie of thee?
Koffie + thee worden door het voegwoord of aan elkaar verbonden.
Wat is het voegwoord?
Nevenschikkend of onderschikkend?

Slide 24 - Slide

Oefenen!

Ik weet niet zeker of het morgen gaat regenen.

Wat is het voegwoord?
Nevenschikkend of onderschikkend?

Slide 25 - Slide

Oefenen!

Ik weet niet zeker of het morgen gaat regenen.
       Hoofdzin                                 Bijzin
Wat is het voegwoord?
Nevenschikkend of onderschikkend?

Slide 26 - Slide

Huiswerk
Opgave: 1 & 2 (Extra: 3) blz. 143

Opgave: 4 & 7 blz. 145

Slide 27 - Slide

De ondiepe Noordzee zal een eventuele tsunami dempen.

Slide 28 - Slide

De ondiepe Noordzee | zal | een eventuele tsunami | dempen.

Slide 29 - Slide

De ondiepe Noordzee | zal | een eventuele tsunami | dempen.
PV = zal
O = de diepe Noordzee

Slide 30 - Slide

De ondiepe Noordzee | zal | een eventuele tsunami | dempen.
PV = zal
O = de diepe Noordzee
WG = zal dempen
LV = een eventuele tsunami

Slide 31 - Slide

Voetbal blijft voor mijn actieve broertje een prima uitlaatklep.

Slide 32 - Slide

Voetbal | blijft | voor mijn actieve broertje | een prima uitlaatklep.


Slide 33 - Slide

Voetbal | blijft | voor mijn actieve broertje | een prima uitlaatklep.

PV = blijft
O = voetbal


Slide 34 - Slide

Voetbal | blijft | voor mijn actieve broertje | een prima uitlaatklep.
PV = blijft
O = voetbal
NG = blijft [een prima uitlaatklep]


Slide 35 - Slide

Voetbal | blijft | voor mijn actieve broertje | een prima uitlaatklep.
PV = blijft
O = voetbal
NG = blijft [een prima uitlaatklep]
MV = voor mijn actieve broertje 
BWB = voor mijn actieve broertje

Slide 36 - Slide

Sinds 2017 streeft de provincie Groningen naar een rookvrij centrum.

Slide 37 - Slide

Sinds 2017 | streeft | de provincie Groningen | naar een rookvrij centrum.

Slide 38 - Slide

Sinds 2017 | streeft | de provincie Groningen | naar een rookvrij centrum.
PV (wg) = streeft 
O = de provincie Groningen

Slide 39 - Slide

Sinds 2017 | streeft | de provincie Groningen | naar een rookvrij centrum.
PV (wg) = streeft 
O = de provincie Groningen
BWB = Sinds 2017
VZV = naar een rookvrij centrum

Slide 40 - Slide