• Je kan de persoonsvorm vervoegen in de tegenwoordige en verleden tijd.
• Je kan het voltooid deelwoord vervoegen.
• Je kan de persoonsvorm vervoegen in de gebiedende wijs.
• Je kan voorbeelden geven van sterke (klankveranderende)en zwakke (klankvaste)werkwoorden.
• Je weet wanneer je een hoofdletter moet schrijven.
• Je kan de leestekens (punt, komma, dubbele punt , vraagteken en uitroepteken) op de juiste manier gebruiken.
• Je kan de apostrof op juiste manier gebruiken.
• Je kunt de stam en de ik-vorm van een werkwoord aanwijzen