1.7 Grammatica - les 2

Welkom!
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom!

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
  • Verder lezen in Het zusje van
  • Verder in 1.7 Grammatica - zinsdelen

Slide 2 - Slide

Stillezen 
tot 12:15 uur

Lees verder waar je gebleven bent. 

Vrijdag 8 november:
Het zusje van t/m blz 181

Slide 3 - Slide

1.7 Zinnen ontleden

Slide 4 - Slide

Zinnen

  • Uitleg hoofdzin en bijzin
  • Uitleg enkelvoudige en samengestelde zinnen

Slide 5 - Slide

hoofdzin / bijzin
Een hoofdzin is een zelfstandige zin. 
Een bijzin is een afhankelijke zin en kan niet bestaan zonder een hoofdzin.  

In een hoofdzin staat de persoonsvorm meestal op de tweede plaats. In een bijzin staat de persoonsvorm meestal verder naar achteren.


Slide 6 - Slide

hoofdzin / bijzin
Trucje:  probeer het woord 'niet ' tussen ow en pv te plaatsen. Lukt dit, dan 
                heb je te maken met een bijzin, anders met een hoofdzin.

Luc (ow) gaat (pv) naar binnen, omdat het (ow) regent (pv).
Wij (ow) hebben (pv) zin in vakantie, omdat we (ow) gaan (pv) skiën.


Slide 7 - Slide

Gisteren was ik niet op school. Vandaag ben ik er weer.
A
Bijzin - bijzin
B
Hoofdzin - hoofdzin
C
Hoofdzin - bijzin
D
Bijzin - hoofdzin

Slide 8 - Quiz

We eten vanavond friet, omdat we pas laat thuis zijn.
A
Hoofdzin - bijzin
B
Bijzin - hoofdzin
C
Hoofdzin - hoofdzin
D
Bijzin - bijzin

Slide 9 - Quiz

Enkelvoudig / samengesteld
  • Een enkelvoudige zin bestaat uit één zin, met één persoonsvorm:  
      Marc heeft een puppy gekregen. 

  • Een samengestelde zin bestaat uit twee of meer zinnen die aan elkaar geplakt zijn en bevat dus meerdere persoonsvormen:
     Marc heeft een puppy gekregen, want hij houdt erg van dieren.

Slide 10 - Slide

Zinnen aan elkaar plakken
  • Gebruik bij twee hoofdzinnen een van de volgende voegwoorden: want, maar, en, of, dus

  • Bij een hoofd- en een bijzin zet je een komma tussen de pv's:
      Toen Evi naar school fietste, kwam ze haar oma tegen.
  • Of: bij een hoofd- en een bijzin gebruik je een voegwoord:
      Ik baal ervan dat mijn telefoon kapot is, omdat die erg duur was. 

Slide 11 - Slide

Huiswerk maandag 21/10
1.7 Grammatica Zinsdelen
Maken opdr 9, 10, 13, 14

Slide 12 - Slide