Lezen, luisteren, kijken 2F

Lezen, luisteren, kijken 2F
1 / 51
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Lezen, luisteren, kijken 2F

Slide 1 - Slide

Nederlands Lezen en luisteren
CE-examen - ongeveer 45 vragen over leesteksten in luisterfragmenten 
90 minuten 
In Rotterdam 
1/2 van je cijfer

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Mariska van Daele
Docent Nederlands, rekenen, keuzedelen
Eigen bedrijf - Foudloos
Examinator, ontwikkelen lesmateriaal, docent mbo
Hobby's: kamperen, lezen, golfen, spelletjes

Slide 4 - Slide

Opdracht - Goed lezen instructies
Pak een blaadje en een pen en lees daarna de onderstaande instructies goed door. 
Lees de onderstaande vragen eerst goed door, voordat je ze gaat beantwoorden. Schrijf de antwoorden op een blaadje, noteer het antwoord precies zoals het gevraagd wordt en controleer ze later als je alle vragen hebt beantwoord. 

Slide 5 - Slide

1.1 Teksten verkennen
De beste manier om tekst aan te pakken

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Waarom verken je een tekst?
  • om te bepalen of een tekst interessant is voor jou 
  • om te weten wat voor tekst het is

Slide 8 - Slide

Hoe verken je een tekst? 
lezen
kijken/luisteren
titel
titel
eerste alinea
beschrijving inhoud
tussenkopjes
eerste stukje
lay- out 
(bladspiegel, alinea's)
bron

Slide 9 - Slide

Wat weet je dan? 
  • waar gaat de tekst over?                                                    onderwerp
  • voor welke lezer/luisteraar is de tekst gemaakt?   publiek
  • wat voor tekst is het?                                                           tekstsoort

Slide 10 - Slide

Hoe pak je de tekst vervolgens aan? 
Dit is afhankelijk van je persoonlijke doel, bijvoorbeeld: 
intensief lezen
zoekend lezen
overslaan

Slide 11 - Slide

1.2 Doel en hoofdgedachte
Bepalen hoe waardevol de informatie voor jou is

Slide 12 - Slide

tekstdoel 
wat wil de maker van mij
bijvoorbeeld: informeren over de bijwerkingen van paracetamol
kijk naar de titel, eventuele tussenkopjes, eerste alinea of laatste alinea
hoofdgedachte
wat is de hoofdgedachte van wat de maker probeert te vertellen/wat moet de lezer of luisteraar absoluut onthouden
bijvoorbeeld: paracetamol heeft meer bijwerkingen dan je zou verwachten 
de hoofdgedachte vind je vaak in de inleiding

Slide 13 - Slide

Tekstdoelen: sommige teksten hebben meerdere doelen, 
maar meestal is er één het belangrijkste: het hoofddoel
tekstdoel
de maker wil zijn publiek
voorbeeld 
informeren 
informatie geven 
nieuwsbericht
overtuigen of betogen
overtuigen van een mening
forumbijdrage op internet
overhalen of activeren
aanzetten tot actie
reclame, oproep
mening vormen
aan het denken zetten
discussieprogramma
instrueren
laten weten hoe hij iets moet doen
gebruiksaanwijzing, recept
amuseren
vermaken
speelfilm

Slide 14 - Slide

Als je het tekstdoel weet, kun je ook de hoofdgedachte bepalen. 
informeren: 
Wat is het belangrijkste wat de maker over het onderwerp wil vertellen
overtuigen:
Wat is de mening waarvan de maker jou wil overtuigen?  
overhalen: 
Wat moet je doen? (Koop..., Kom..., Word lid..., Geef geld....)

Slide 15 - Slide

Van alles en nog wat wordt in blik verpakt. Behalve aan bederf onderhevige levensmiddelen worden ook bijvoorbeeld motorolie, verf en schoensmeer in blik verkocht. Door het blik wordt het product beschermd tegen schadelijke invloeden; bovendien blijft door het blik een product langer vers.
Wat is het tekstdoel?
Van alles en nog wat wordt in blik verpakt. Behalve aan bederf onderhevige levensmiddelen worden ook bijvoorbeeld motorolie, verf en schoensmeer in blik verkocht. Door het blik wordt het product beschermd tegen schadelijke invloeden; bovendien blijft door het blik een product langer vers.
A
Informeren
B
Amuseren
C
Instrueren
D
Overtuigen

Slide 16 - Quiz

Van alles en nog wat wordt in blik verpakt. Behalve aan bederf onderhevige levensmiddelen worden ook bijvoorbeeld motorolie, verf en schoensmeer in blik verkocht. Door het blik wordt het product beschermd tegen schadelijke invloeden; bovendien blijft door het blik een product langer vers.
Wat is het tekstdoel?
Blik is een onmisbaar verpakkingsmiddel. Je moet er toch niet aan denken hoe je anders al die motorolie, verf en schoensmeer zou moeten meenemen. Door het blik blijft een product bovendien langer vers.
A
Informeren
B
Instrueren
C
Overhalen
D
Overtuigen

Slide 17 - Quiz

Van alles en nog wat wordt in blik verpakt. Behalve aan bederf onderhevige levensmiddelen worden ook bijvoorbeeld motorolie, verf en schoensmeer in blik verkocht. Door het blik wordt het product beschermd tegen schadelijke invloeden; bovendien blijft door het blik een product langer vers.
Wat is het tekstdoel?
Blik is een onmisbaar verpakkingsmiddel. Door het blik wordt een product fantastisch beschermd tegen invloeden van buitenaf. Bovendien blijft een product in blik heel wat langer vers. Wij raden u daarom aan deze gemarineerde tomaten in blik op de markt te brengen.
A
Instrueren
B
Overhalen
C
Informeren
D
Overtuigen

Slide 18 - Quiz

Van alles en nog wat wordt in blik verpakt. Behalve aan bederf onderhevige levensmiddelen worden ook bijvoorbeeld motorolie, verf en schoensmeer in blik verkocht. Door het blik wordt het product beschermd tegen schadelijke invloeden; bovendien blijft door het blik een product langer vers.
Wat is het tekstdoel?
Plof. Met een doffe klap viel het blik voor mijn voeten. Waar kwam dát nu toch ineens vandaan? Voorzichtig stootte ik met mijn voet ertegen. Het bewoog niet. Loodzwaar leek het! Wat zat erin? Schichtig keek ik om me heen. Als iemand me zag dan zou ik me onsterfelijk belachelijk maken.
A
Informeren
B
Amuseren
C
Instrueren
D
Overtuigen

Slide 19 - Quiz

Hoe vind je de hoofdgedachte? 
  • kortst mogelijke samenvatting van een tekst 
  • vaak in de inleiding van de tekst
  • bij langere artikelen meestal in het slot van de tekst 

Slide 20 - Slide

Voorbeelden tekstdoelen
Twee teksten over namaakkleding
Ingezonden brief waarin wordt gepleit voor een hardere aanpak van producenten van namaakkleding

Doel?
Blog op reiswebsite met tips over goedkoop namaakkleding kopen in India. 


Doel? 

Slide 21 - Slide

Ingezonden brief waarin wordt gepleit voor een hardere aanpak van producenten van namaakkleding.
Wat is het tekstdoel?
Ingezonden brief waarin wordt gepleit voor een hardere aanpak van producenten van namaakkleding. (informeren, overtuigen, overhalen/activeren, instrueren, amuseren)

Slide 22 - Open question

Ingezonden brief waarin wordt gepleit voor een hardere aanpak van producenten van namaakkleding.
Wat is het tekstdoel?
Blog op reiswebsite met tips over goedkoop namaakkleding kopen in India. (informeren, overtuigen, overhalen/activeren, instrueren, amuseren)

Slide 23 - Open question

Voorbeelden tekstdoelen
Twee teksten over namaakkleding

ingezonden brief waarin wordt gepleit voor een hardere aanpak van producenten van namaakkleding

Doel?
overtuigen
Blog op reiswebsite met tips over goedkoop namaakkleding kopen in India. 


Doel?
informeren 

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide


Wat is het doel van deze tekst?​

Slide 28 - Open question


Wat is de hoofdgedachte van deze tekst?​

Slide 29 - Open question

Slide 30 - Slide

Bekijk deze tekst

Slide 31 - Slide

Wat is het doel van deze tekst?
A
informeren
B
overtuigen
C
overhalen
D
instrueren

Slide 32 - Quiz

Wat is de hoofdgedachte van deze tekst?
A
Doe mee met de winactie en win een doos eetbare rietjes.
B
Een leuke winactie geeft een grijze januaridag een beetje kleur.
C
Een doos eetbare rietjes van 200 stuks kost 34 euro.

Slide 33 - Quiz

Tekstdelen
Inleiding
introductie onderwerp (voorbeeld/anekdote)
soms opbouw tekst aangeven
middenstuk of kern
verschillende kanten van het onderwerp = deelonderwerpen 
langere teksten vaak een vaste structuur
slot
laatste beschrijving van een deel van het onderwerp
verwijzing naar voorbeeld of anekdote uit het begin van de tekst
samenvatting of conclusie

Slide 34 - Slide

Signaalwoorden
In een goed opgebouwde tekst vind je logische verbanden tussen zinnen en alinea's.

Signaalwoorden: 
  • geven verbanden tussen zinnen en alinea's aan
  • hebben verschillende functies

Slide 35 - Slide

Verbanden en signaalwoorden
opsomming                                    eerst, vervolgens, ten slotte
tegenstelling                                 maar, echter
tijd                                                      daarnaast, bovendien, ten eerste
oorzaak-gevolg                            doordat, waardoor
toelichting                                      bijvoorbeeld, zo, zoals
voorwaarde                                    als, indien
reden/argument                          omdat, daarom 
samenvatting                                kortom, samengevat, oftewel 
conclusie                                        dus, derhalve

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide


Welke tekst is beter leesbaar?
A
De linker tekst
B
De rechter tekst

Slide 39 - Quiz

Slide 40 - Slide


Welke signaalwoorden herken je?​

Slide 41 - Open question

Slide 42 - Slide

1.5 Feit, mening en argument
Kwaliteit van argumenten en redeneringen beoordelen
Inschatten wat de waarde van een tekst is 

Slide 43 - Slide

Feiten 
Meningen
waar of niet waar
controleerbaar
kun je het wel of niet mee eens zijn
Voorbeeld: 
In 18 steden in Nederland kan je een deelscooter huren.
Voorbeeld: 
Deelscooters zouden verboden moeten worden.

Slide 44 - Slide

Argumenten
  • Een argument wordt gebruikt om een standpunt te onderbouwen
  • Een tegenargument gebruik je om aan te tonen dat een standpunt onjuist is
Voorbeeld: 
(mening:) Deelscooters zouden verboden moeten worden omdat (argument) ze voor veel parkeeroverlast zorgen. 
(mening:) Deelscooters zouden niet verboden moeten worden, want (argument) ze zijn namelijk een aanvulling op het openbaar vervoer.

Slide 45 - Slide

Terminologie
  • onderwerp = waar de tekst over gaat
  • hoofdgedachte = wat wil de schrijver zeggen met de tekst
  • deelonderwerpen = verschillende delen van een tekst waarin verschillende kanten van het onderwerp belicht worden

Slide 46 - Slide

Tips voor het examen 1/2 
  • Oriënteer je op de tekst voordat je begint: kijk naar de titel, bron, tussenkopjes.
  • Lees/luister de tekst helemaal voordat je de vragen beantwoord. 
  • Lees de vraag nauwkeurig
  • Zoek de informatie die je nodig hebt. 
  • Bedenk het juiste antwoord en lees daarna de meerkeuzeantwoorden op het scherm nauwkeurig door. 

Slide 47 - Slide

Tips voor het examen 2/2
  • Kies het antwoord dat het beste bij jou antwoord past.
  • Als het niet lukt, streep de antwoorden die zeker fout zijn, een voor een weg. 
  • Lees alle antwoorden, ook al denk je dat je het goede antwoord gevonden hebt; vaak is het tweede of derde alternatief nog beter en alleen het beste antwoord wordt goed gerekend.  

Slide 48 - Slide

Welke tips zou jij je medestudenten geven voor het examen Lezen/luisteren na deze uitleg?

Slide 49 - Mind map

Examendag 
Op tijd (zie uitnodiging)
ID mee (rijbewijs/ID/paspoort)
Parkeren/OV
Eigen koptelefoon/oortjes
Woordenboek
Uniform

Slide 50 - Slide

https://mbo-oefenomgeving.facet.onl/facet-openbaar-portaal/welkom

Slide 51 - Slide