Les 1a Oefenen met SMART doelstelling

1 / 21
next
Slide 1: Slide
VoedingMBOStudiejaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quiz and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Planning
Week 1 - Introductie en uitleg verbeteropdracht selecteren
Week 2 - Uitleg en oefenen doel opstellen en projectbrief invullen
Week 3 - Uitleg en oefenen met probleem analyseren
Week 4 - Uitleg oplossingen bedenken en selecteren
Week 5 - Uitleg actieplan maken en opstellen
Week 6 - Uitleg en oefenen effecten meten
Week 7 - Bijsturen, borgen en overdragen, oefentoets
Week 8 - Toets

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
Na deze les:

  1. kun je een probleem kort maar duidelijk omschrijven door gebruik te maken van Kiplingmethode (5xW1xH)

  2. kun je een doelstelling SMART formuleren

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

KAIZEN

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Probleem goed begrijpen? Duidelijk omschrijven!

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Nu ff oefenen...
1. Martine heeft een probleem en legt dit aan jullie voor
2. Schrijf dit probleem op
3. Pas de Kiplingmethode toe door om de beurt een vraag te stellen
4. Als alle vragen gesteld zijn formuleer je nogmaals het probleem
5. Probleemstellingen samen bespreken

Slide 10 - Slide

Probleem:
We hebben veel last van afval.
Hoeveel afval?
Wat voor soort afval (deeg, eindproduct, verpakkingen)?
Waar hebben we last van het afval?
Hoe vaak hebben we last van het afval?
 
Opdracht:
Verminder het afval op de afdeling.
Hoe veel moeten we het afval verminderen? En hoeveel is het afval nu (nulmeting) ?
Welk afval moeten we verminderen?
Op welke afdeling?

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

Probleemdefinitie
Via de analyse van de verzamelde feiten heeft het verbeterteam veel meer kennis van het probleem verkregen. Die kennis wordt gebundeld in de probleemdefinitie. In één krachtige zin wordt de WAT en WAAROM vraag vastgelegd. Wat is er exact aan de hand en waarom is het belangrijk om een oplossing te vinden? Bij de WAT vraag is het belangrijk om precies te zijn. Bij de WAAROM vraag gaat het om de relevantie.
 
Een ander belangrijk aspect van de waarom vraag is het effect op het draagvlak bij de SMED-teamleden en alle andere betrokkenen. Het nut van verbeteren wordt duidelijk en belangrijk. De motivatie om tijd en energie in de verbetering te stoppen neemt hierdoor toe.
Via de beantwoording van de “WAT en WAAROM vraag is een gezamenlijk beeld van het probleem ontstaan. Duidelijk is dat er een probleem is en welke negatieve effecten hiervan het gevolg zijn.
 
 
Formuleer de probleemdefinitie in de actieve vorm. Beschrijf in één zin de situatie (wat) en het effect (relevantie). Bijvoorbeeld: “De bekerinvoer op lijn 45A loopt gemiddeld 224 keer per week vast waardoor de OEE 3,2% achterblijft bij de doelstelling”. Of “2,3% van de petit pain broodjes op lijn DM4 zijn korter dan de minimum specificatie waardoor de lijn output ook 2,3% achterblijft en een winstbijdrage van € 114.000, - wordt misgelopen omdat aan onze klanten nee verkocht moet worden”.
 
De probleemdefinitie wordt overgenomen op de projectbrief in het daarvoor bestemde kader.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Wat is SMART?

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Waarom SMART?
  • focus = richting
  • kaders
  • kunnen bepalen wanneer het doel behaald is of niet

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Maak SMART
"We gaan de komende tijd de kwaliteit van de producten sterk verbeteren"

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Nu ff oefenen...
1. Martine heeft een probleem en legt dit aan jullie voor
2. Schrijf dit probleem op
3. Stel a.d.h.v. de checklist SMART aanvullende vragen over het probleem

Slide 18 - Slide

Probleem:
We hebben veel last van afval.
Hoeveel afval?
Wat voor soort afval (deeg, eindproduct, verpakkingen)?
Waar hebben we last van het afval?
Hoe vaak hebben we last van het afval?
 
Opdracht:
Verminder het afval op de afdeling.
Hoe veel moeten we het afval verminderen? En hoeveel is het afval nu (nulmeting) ?
Welk afval moeten we verminderen?
Op welke afdeling?

Maak nu in 1 zin je SMART doelstelling voor het probleem van Martine

Slide 19 - Open question

This item has no instructions

Leerdoelen behaald?
Na deze les:

  1. kun je een probleem kort maar duidelijk omschrijven door gebruik te maken van Kiplingmethode (5xW1xHm)

  2. kun je een doelstelling SMART formuleren

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Slide 21 - Slide

This item has no instructions