Zinsdelen benoemen

• Taal
• Basisschool
• Groep 7

Wat weet ik al over zinsdelen?

1. Eigen vak vullen 1 min.

2. Samen het midden invullen. 1 min

Waarom moet ik dit weten?

Doel:

Ik kan een zin verdelen in zinsdelen en de zinsdelen benoemen.

Dit moet je weten

Een zin bestaat uit zinsdelen. Elk deel dat in een vertelzin voor de persoonsvorm kan staan is een zinsdeel.

De kinderen krijgen op vrijdagavond een ijsje.

Op vrijdagavond krijgen de kinderen een ijsje

Een ijsje krijgen de kinderen op vrijdagavond

Stappenplan

1. Zoek de persoonvorm 

2. Zoek alle werkwoorden 

3. Zoek het onderwerp (wie of wat + gez)

4. Zoek het lijdend voorwerp (wie of wat + gez + ow)

Doel 59 snappet

Djessie en Annick 

Jan en Durk

20 opdr. min. 80% goed

Annick heeft morgen een zwemwedstrijd.

Rick heeft respect voor zijn vrienden.

Nynke en Tamar eten vanavond pizza bij de pizzeria.

Wat is de persoonsvorm in deze zin:
Wij gaan morgen naar het zwembad.

1. zwembad
2. wij
3. gaan
4. morgen

Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin:
Jorg ziet zijn vader en moeder.

1. Jorg
2. ziet
3. zijn vader en moeder
4. zijn vader

Wat is het onderwerp in de volgende zin:
Groep 7 leert het onderwerp vinden.

1. Groep 7
2. leert
3. het onderwerp
4. vinden

Wat is het gezegde in de volgende zin:
Ik ben naar school gelopen.

1. Ik
2. ben gelopen
3. naar school
4. ben

De persoonsvorm is altijd een werkwoord

1. Waar
2. Niet waar

Is meester Karel trots op jullie?

1. Ja
2. Zeker weten
3. Natuurlijk
4. Uiteraard

Extra oefenen

Jorg, Maud, Sido, Nynke, Kalid, Niek

Rick heeft morgen een wedstrijd.

Maud maakt ruzie met haar zusje.