AFPF 2.2_oncologie

Oncologie
Kennisquiz
1 / 26
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Oncologie
Kennisquiz

Slide 1 - Slide

Wat vernieuwd zich steeds in je lichaam?
A
Cellen
B
DNA
C
Haren
D
Hersencellen

Slide 2 - Quiz

Hoe worden cellen genoemd die kanker kunnen veroorzaken?
A
Cellen
B
Hersencellen
C
DNA
D
Kankercellen

Slide 3 - Quiz

Je hebt goedaardige en kwaadaardige kankercellen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quiz

Hoe heet een groep kankercellen bij elkaar?
A
Gezwel
B
Tumor
C
Ophoping
D
Weet niet

Slide 5 - Quiz

Hoe heet de behandeling tegen kanker?
A
Chemotherapie
B
Kuurtherapie
C
Antibioticakuur
D
Operatiekuur

Slide 6 - Quiz

Bij kanker gaat een cel zich ongeremd delen.
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quiz

Welke soort kanker wordt vooral veroorzaakt door roken?
A
Huidkanker
B
Longkanker
C
Darmkanker
D
Buikvlieskanker

Slide 8 - Quiz

Een mutatie is een verandering in het fenotype, veroorzaakt door milieufactoren.
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quiz

Als in een lichaamscel een mutatie plaatsvindt, heeft dit meestal geen gevolgen.
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quiz

Een gemuteerd gen in een geslachtscel kan een grote uitwerking hebben.
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quiz

Bij leukemie worden te veel witte bloedcellen aangemaakt en te weinig rode bloedcellen en bloedplaatjes.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quiz

Chronische leukemie heeft vaak een gunstigere prognose dan de acute leukemie
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quiz

Bij Chronische leukemie zijn de leukocyten jonger dan bij de acute leukemie?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quiz

Acute leukemie komt vaak voor bij volwassenen?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quiz

Wat is kenmerkend voor leukemie?

A
Groot tekort aan witte bloedlichaampjes
B
Sterk vergroot aantal witte bloedlichaampjes
C
Sterk vergroot aantal rode bloedlichaampjes
D
Sterk vergroot aantal bloedplaatjes

Slide 16 - Quiz

Als een ziekte aanvankelijk helemaal genezen is, maar na verloop van tijd toch weer terugkeert, spreekt men van
A
Recidief
B
Chronische ziekte
C
Remissie
D
Hardnekkige ziekte

Slide 17 - Quiz

Het uitzaaien van een tumor noem je...
A
Metameer
B
Metastase
C
Extase
D
Hematogeen

Slide 18 - Quiz

Welk van onderstaande oncologische termen heeft de meest gunstige prognose?
A
Carcinoma in situ
B
Botmetastasen
C
Invasief coloncarcinoom
D
Leukemie

Slide 19 - Quiz

Risicofactoren voor kanker..
A
Erfelijkheid
B
Roken
C
Overgewicht
D
Straling

Slide 20 - Quiz

Wat is de betekenis van de N in de TNM classificatie?
A
Negatief
B
Nodus
C
Nidatie
D
Nefrogeen

Slide 21 - Quiz

Hoe kunnen metastasen zich verspreiden?
A
Via de huid
B
Lymfogeen
C
Hematogeen
D
Via de longen

Slide 22 - Quiz

Welke tumormarker geeft informatie over de prostaat?
A
BSE
B
PSA
C
AFP
D
CEA

Slide 23 - Quiz

Welk soort behandeling vindt plaats voorafgaande aan een operatie?
A
Adjuvant
B
Neoadjuvant
C
Curatief
D
Palliatief

Slide 24 - Quiz

Mevrouw Hans heeft borstkanker, haar borst is verwijderd en nu volgt bestraling. Hoe noemen we de behandeling door middel van bestraling?
A
Adjuvant
B
Curatief
C
Palliatief
D
Radicaal

Slide 25 - Quiz


Wat is de inzet van de behandeling bij een patiënt met een uitsluitend naar de longen uitgezaaid testiscarcinoom?
A
Curatief
B
Palliatief

Slide 26 - Quiz