les 2 bijvoeglijke naamwoorden

Leerdoelen in deze paragraaf: (Talent hoofdstuk 5.8 Spelling)

hoe je een voltooid deelwoord spelt;
hoe je bijvoeglijke naamwoorden spelt;
hoe je trappen van vergelijking maakt;
tien dicteewoorden.
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Leerdoelen in deze paragraaf: (Talent hoofdstuk 5.8 Spelling)

hoe je een voltooid deelwoord spelt;
hoe je bijvoeglijke naamwoorden spelt;
hoe je trappen van vergelijking maakt;
tien dicteewoorden.

Slide 1 - Slide

Lesdoel vandaag :

hoe je  bijvoeglijke naamwoorden spelt. 
hoe je het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord spelt
 

Slide 2 - Slide

bijvoeglijk naamwoorden
                                       een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandig naamwoord

Slide 3 - Slide

Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
Ik heb mijn spijkerbroek gewassen.
De wedstrijd is verplaatst.
De bankovervaller had zich verkleed.

  • Je hebt geleerd hoe je een voltooid deelwoord(vdw) spelt. 
  • Je weet ook wat een bijvoeglijk naamwoord (bnw) is. 
  • Je kunt een voltooid deelwoord gebruiken als bijvoeglijk naamwoord

  • De gewassen spijkbroek - de verplaatste wedstrijd - de verklede bankovervaller

Slide 4 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord

Slide 5 - Slide

voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord

 
Bijv. de geverfde muur

Slide 6 - Slide

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord vertelt je van welk materiaal iets gemaakt is.

Slide 7 - Slide

De [vergrote] foto werd boven de bank opgehangen.
A
voltooid deelwoord
B
voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
C
persoonsvorm

Slide 8 - Quiz

De storm [verwoestte] de kerk in Sambeek.
A
voltooid deelwoord
B
voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
C
persoonsvorm

Slide 9 - Quiz

De eend is [gebraden].
A
voltooid deelwoord
B
voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
C
persoonsvorm

Slide 10 - Quiz

Wij [bezochten] vorige week een prachtig museum in Amsterdam.
A
voltooid deelwoord
B
voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
C
persoonsvorm

Slide 11 - Quiz

Wat is géén bijvoeglijk naamwoord?
A
rood
B
groen
C
kleur
D
zwart

Slide 12 - Quiz

De fotograaf [vergrootte] de foto van het bruidspaar.
A
voltooid deelwoord
B
voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
C
persoonsvorm

Slide 13 - Quiz

De fotograaf heeft zeker 20 foto's van die bruiloft [vergroot].
A
voltooid deelwoord
B
voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
C
persoonsvorm

Slide 14 - Quiz

Het [bezochte] museum was eindelijk weer open.
A
voltooid deelwoord
B
voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
C
persoonsvorm

Slide 15 - Quiz

Wat is een
bijvoeglijk naamwoord?
A
Dat zijn namen van mensen, dieren of dingen.
B
Dat zegt iets over zelfstandige naamwoorden.
C
Dat is een werkwoord.

Slide 16 - Quiz

Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het.....
A
Zelfstandig naamwoord
B
Bijwoord
C
Werkwoord
D
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 17 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
grote
B
plastic
C
kleurige
D
koude

Slide 18 - Quiz

Noem een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord.
A
rood
B
lelijk
C
houten
D
hoge

Slide 19 - Quiz

wat is een bijvoeglijk naamwoord?
A
aardappel
B
het
C
mooie
D
gescoord

Slide 20 - Quiz