H1 en H3 diagnostische toets

H1 en H3 diagnostische toets
Je logt in onder je eigen naam!
(punten:23)x9+1=cijfer
1 / 24
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H1 en H3 diagnostische toets
Je logt in onder je eigen naam!
(punten:23)x9+1=cijfer

Slide 1 - Slide

Wat laat het plaatje zien?
A
De eerste en tweede stand zitten op de rug van de derde stand.
B
De derde en tweede stand zitten op de rug van de eerste stand.
C
De eerste en tweede stand zitten op de rug van de vierde stand.
D
De eerste en derde stand zitten op de rug van de tweede stand.

Slide 2 - Quiz

De Nederlanden waren in 1550 onderdeel van het ..... rijk.
A
Franse
B
Spaanse
C
Britse
D
Italiaanse

Slide 3 - Quiz

Uit hoeveel gewesten bestonden de Nederlanden rond 1520?
A
10
B
5
C
8
D
17

Slide 4 - Quiz

Hoe heet de vorm van bestuur die Karel V wilde invoeren in zijn rijk?

Slide 5 - Open question

Op welk gebied was de invoering van het centrale bestuur vooral een verandering?
A
Cultureel
B
Sociaal
C
Economisch
D
Politiek-bestuurlijk

Slide 6 - Quiz

Welke hoort hier nog bij:
1. De Nederlanden waren tegen de vaste belastingen.
2. De edelen in de Nederlanden wilden geen centraal bestuur.
A
3. De Nederlanden wilden vrijheid van meningsuiting.
B
3. De Nederlanden wilden grondrechten.
C
3. De Nederlanden wilden vrijheid van godsdienst.
D
3. De Nederlanden wilden een extra gewest.

Slide 7 - Quiz

In 1566 stopte de vervolging van protestanten tijdelijk. Welk directe gevolg had dit?
A
De beeldenstorm
B
Het begin van de opstand.
C
De komst van de Hertog van Alva.
D
De hagenpreken.

Slide 8 - Quiz

In 1566 stopte de vervolging van protestanten tijdelijk. Welk indirect gevolg had dit?
A
De beeldenstorm
B
Het begin van de opstand.
C
De komst van de Hertog van Alva.
D
De hagenpreken.

Slide 9 - Quiz

Wat klopt niet.
Toen de hertog van Alva in Nederland kwam....
A
Vluchtte Willem van Oranje naar Duitsland.
B
Werd Willem van Oranje ontslagen als Stadhouder.
C
Verloor Willem van al zijn bezittingen in Nederland.
D
Werd Willem van Oranje gearresteerd.

Slide 10 - Quiz

Legers bestonden uit beroepsmilitairen die uit verschillende landen kwamen en vochten voor geld. Ze worden ........ genoemd.

Slide 11 - Open question

In 1584 deelde de Spanjaarden een behoorlijke slag uit aan de opstandelingen. Welke?
A
Antwerpen werd ingenomen.
B
Willem van Oranje werd vermoord.
C
Den Haag werd ingenomen.
D
De Unie van Utrecht werd verslagen.

Slide 12 - Quiz

Welke beslissingen maakten de Staten Generaal?
A
Over oorlog en vrede.
B
Over handel in de gewesten.
C
Over belasting in de gewesten.
D
Over godsdienstvrijheid.

Slide 13 - Quiz

De macht in de Republiek lag bij de Gewesten. Hier is sprake van....ten opzichte van de situatie van voor het centrale bestuur van Karel V.
A
verandering
B
indirecte oorzaak
C
continuïteit
D
indirect gevolg

Slide 14 - Quiz

In de republiek kwam Godsdienstvrijheid. Dit is een verandering op......gebied.
A
sociaal
B
economisch
C
politiek-bestuurlijk
D
cultureel

Slide 15 - Quiz

Brabant en Limburg worden pas na 1621 door de Opstandelingen veroverd. Welk direct gevolg had dit.
A
Ze kregen geen eigen bestuur, maar de Staten Generaal bestuurde.
B
Ze moesten allemaal protestants worden.
C
Ze kregen minder rechten.
D
In de Staten Generaal zat maar één iemand uit Limburg.

Slide 16 - Quiz

Wat was er zo bijzonder aan de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden in de 17e eeuw?
A
Ze waren de enige staat ter wereld zonder koning of keizer.
B
Ze waren de enige staat die van Spanje gewonnen had.
C
Ze waren de enige staat die niet in oorlog met Frankrijk was.
D
Ze waren de enige staat die hun koning hadden gekozen.

Slide 17 - Quiz

14 juli is in Frankrijk nog steeds een feestdag. Wat wordt er dan gevierd?
A
Het einde van de Franse Revolutie.
B
Het begin van de Franse Revolutie.
C
De onthoofding van Lodewijk XVI.
D
De bestorming van de Bastille.

Slide 18 - Quiz

Welke reden hoort er nog bij?
1. Het grote verschil in macht en belastingplicht tussen de standen.
2. Het ontstaan van verlichte ideeën over de samenleving en het bestuur.
A
3. Oorlog met Italië .
B
3. Geld tekort bij de Franse staat.
C
3. Geen duidelijkheid over de rechten van de Staten Generaal.
D
3. De roep om een grondwet.

Slide 19 - Quiz

Aan het einde van de 18e waren veel inwoners van de Republiek het niet eens met stadhouder Willem V. Zij worden ....... genoemd.

Slide 20 - Open question

Welke verandering uit de Bataafse Revolutie lijkt nog op de het politieke systeem dat we nu hebben?
A
Stemrecht (behalve voor armen en oranjegezinden)
B
Centraal bestuur vanuit Den Haag.
C
De Nationale Vergadering .
D
Er is niks meer over van toen.

Slide 21 - Quiz

Welke overeenkomst was er op politiek bestuurlijk gebied tussen de Franse Revolutie en de Bataafse Revolutie?
A
De standen werden afgeschaft.
B
De invloed van de kerk verdween.
C
Het duurde lang voordat er een grondwet was.
D
De koning werd onthoofd.

Slide 22 - Quiz

In de grondwet van de Bataafse Republiek uit 1798 stond dat ook katholieken en Joden in het bestuur mochten. Er is hier sprake van....
A
continuïteit
B
verandering
C
gevolg op korte termijn
D
gevolg op lange termijn

Slide 23 - Quiz

Met welke gebeurtenis eindigde de Bataafse Revolutie in 1806.
A
De komst van Koning Willem I.
B
De overname van Britten.
C
Het verlies van Napoleon Bonaparte.
D
De komst van Lodewijk Napoleon als koning.

Slide 24 - Quiz