Hoofdstuk 5 spelling

Hoofdstuk 5 spelling
Pak je boek erbij en je iPad!
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 5 spelling
Pak je boek erbij en je iPad!

Slide 1 - Slide

Wat gaan we in deze les doen?
  • Herhalen Engelse werkwoorden
  • Trema/apostrof
  • Opdrachten maken

Slide 2 - Slide

Wat hadden we ook alweer geleerd over Engelse werkwoorden?

Slide 3 - Mind map

Tegenwoordige tijd
Ik vorm: -                      ik werk            ik delete        ik crash
Hij/zij/het: +t               hij werkt        hij deletet      hij crasht
Meervoud: + en         Wij werken    wij deleten    wij crashen

Je laat alleen extra letters staan, als die nodig zijn voor de uitspraak.

Slide 4 - Slide

Verleden tijd
Je vervoegt ze altijd zoals je ook doet met zwakke werkwoorden: -de(n) of -te(n).
Wij crashen -> wij crashten
Hij deletet -> hij deletete
Ik download -> ik downloadde

Hoe? 'T KoFSCHiP X

Slide 5 - Slide

'T KoFSCHiP X
Je kijkt naar de laatste letter van de stam (hele werkwoord -en). Staat deze erin? -> dan +te(n)
Staat deze er niet in? -> dan +de(n)
Crashen -> crash...
Faxen -> fax...

Slide 6 - Slide

Even oefenen....
  • Daten:                                                   
  1. Ik: ..................
  2. Hij:.................
  3. Wij:................ 
  • Faxen:
  1. Ik:...................
  2. Zij:..................

Slide 7 - Slide

Geef voorbeelden van woorden met een trema of apostrof

Slide 8 - Mind map

Trema
  • Wanneer gebruik je een trema?
  1. Woorden als ruïne, havoër of vacuüm.(Voor goede uitspraak)
  2. Mv van zelfstandige naamwoorden: idee-ideeën
  3. In het mv van woorden die eindigen op -ie: kopie-kopieën
  4. In een voltooid deelwoord waar na ge- een -e, -i of -u volgt: interesseren-geïnteresseerd

Slide 9 - Slide

Apostrof
  • Wanneer schrijf je een apostrof?
  1.  Als in een woord één of meerdere letters zijn weggelaten: 's Morgens
  2. Mv van woorden die eindigen op -a, -i, -o, -u of -y: baby's
  3. Als je wil aangeven dat iets van iemand is: Anja's tas
  4. Bij verkleinwoorden die op -y eindigen: baby'tje
  5. Na cijfers (A4'tje) of afkortingen: vmbo'er of BN'er

Slide 10 - Slide

Aan de slag!
  • Jullie gaan opdracht 6, 7, 8 en 9 maken van paragraaf 5.8 spelling.
  • Je mag samenwerken.
  • Ben je klaar? Dan mag je iets voor jezelf doen! 

Slide 11 - Slide