WS Contextzinnen en werkwoordspelling VD en BNW

5
1 / 45
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

5

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

De mobiele eenheid werd ..... met een grote groep gewelddadige demonstranten.
A
georiënteerd
B
gechanteerd
C
gemanipuleerd
D
geconfronteerd

Slide 8 - Quiz

‘Dat is .....!’, riep Sem toen zijn broer zijn nachtelijke uitstapjes dreigde te verklappen als hij hem geen honderd euro wilde lenen.
A
miniem
B
chantage
C
strategie
D
context

Slide 9 - Quiz

Welvaart is een ..... begrip als je die van ons vergelijkt met die van Afrika.
A
betrekkelijk
B
universeel
C
neutraal
D
autoritair

Slide 10 - Quiz

Er ..... geruchten dat de minister vandaag zijn verwachte aftreden bekend zal maken.
A
mijden
B
simuleren
C
delegeren
D
circuleren

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Schrijf de infinitief van een
zwak werkwoord op.

Slide 20 - Open question

Noteer van het voltooid deelwoord
de infinitief:
De jury heeft de beste gekozen

Slide 21 - Open question


Wat is de infinitief van het onderstreepte woord:
Hij is 13 jaar.

Slide 22 - Open question

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Infinitief of voltooid deelwoord?

gebukt
A
infinitief
B
voltooid deelwoord

Slide 26 - Quiz

Infinitief of voltooid deelwoord?

verzachten
A
Infinitief
B
voltooid deelwoord

Slide 27 - Quiz

Infinitief of voltooid deelwoord?

geleerd
A
Infinitief
B
voltooid deelwoord

Slide 28 - Quiz

Columbus heeft Amerika ontdekt.

ontdekt is ...

A
de persoonsvorm
B
een voltooid deelwoord

Slide 29 - Quiz

Hij heeft niets gezegd

gezegd is ...
A
een voltooid deelwoord
B
de persoonsvorm

Slide 30 - Quiz

'betaalt'
is een
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord

Slide 31 - Quiz

'gebeurd'
is een
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord

Slide 32 - Quiz

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:

(verwoesten) De ................. huizen
A
vewoestten
B
verwoeste
C
verwoesde
D
verwoesdden

Slide 36 - Quiz

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(redden) De ...... zwemmer
A
redde
B
geredde
C
gerede
D
verredde

Slide 37 - Quiz

Het vliegtuig stortte neer
stortte is een ...
A
Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord
B
Persoonsvorm verleden tijd (pvvt)

Slide 38 - Quiz

De rode auto rijdt snel.

Is rode een bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord?
A
Ja
B
Nee

Slide 39 - Quiz

(verzinnen) Het ............ verhaal
A
verzonnen
B
verzonne
C
verzonde
D
verzonden

Slide 40 - Quiz

(bellen) Het ........... nummer bestond niet
A
Gebelte
B
Gebel
C
Gebelde
D
Gebelden

Slide 41 - Quiz

Wat is er gebeurd daar?

Wat is 'gebeurd'?
A
infinitief
B
persoonsvorm
C
voltooid deelwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 42 - Quiz

In welke zin staat een bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord?
A
Mijn fiets was gestolen.
B
Hij is weer gevonden.
C
Het beschadigde zadel.
D
Het zadel was beschadigd.

Slide 43 - Quiz

Slide 44 - Video

Slide 45 - Slide