Aller + futur proche A1

Le verbe aller et le futur proche
Het werkwoord gaan en de toekomende tijd
1 / 12
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Le verbe aller et le futur proche
Het werkwoord gaan en de toekomende tijd

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Le verbe aller
Het werkwoord gaan is onregelmatig, net als zijn en hebben.
Wat betekent dit?

Slide 3 - Slide

Vul de juiste vorm van het werkwoord aller in:
Nous ...
A
vont
B
allons
C
va
D
allez

Slide 4 - Quiz

Vul de juiste vorm van het werkwoord aller in:
Je ...
A
vas
B
vont
C
allez
D
vais

Slide 5 - Quiz

Vul de juiste vorm van het werkwoord aller in:
Anna ...
A
allons
B
va
C
vais
D
vas

Slide 6 - Quiz

Le futur proche 
De futur proche gebruik je als je in het Frans wilt zeggen dat iets binnenkort gaat gebeuren.

Je vais visiter Paris. = Ik ga Parijs bezoeken.
Mon ami va acheter un livre. = Mijn vriend gaat een boek kopen.

Slide 7 - Slide

Wat heb je nodig om een futur proche te maken?

Slide 8 - Mind map

Zet de volgende woorden in de goede volgorde:
un ticket de métro - vais - acheter - je

Slide 9 - Open question

Zet de volgende woorden in de goede volgorde:
regarder - tu - un match du PSG - vas

Slide 10 - Open question

Au travail
Ga aan de slag met opdracht 29CDE, 30BC et 31.
Ben je hiermee klaar? Kijk dan naar opdracht 30D.

Ben je hier ook mee klaar? Werk aan taalportfolio (zie studiewijzer) of ga woordjes leren.

Slide 11 - Slide

Devoirs
Jeudi le 16 mai:
Maak opdracht 29CDE, 30BC et 31
Leren werkwoord aller + futur proche

Slide 12 - Slide