3G LTC week 12

• Latijn
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Woensdag 22 maart 

1. 5 minuten lezen 

2. Korte terugblik Hannibal/Eerste Punische oorlog 

3. Het futurum 

Lesdoel: 

je kunt uitleggen wat het futurum inhoudt.

je kunt futurumvormen herkennen.

Het futurum 

1. vorming futurum (alle stammen+ onregelmatig) 

2. vertaling futurum 

3. ptc futurum 

4. inf futurum 

5. futurum exactum 

1. Vorming futurum per stam

• a/e: stam+ b+ uitgang (amabo, monebis) 
• i, mk, capere: stam+ a/e (!) + uitgang 
  

capiam 

capies

capiet 

• esse en posse onregelmatig 

ero, eris/ potero, poteris

2. Vertaling 

Toekomende tijd, dus: 

• amabo= ik zal beminnen
• moneberis= jij zal worden gewaarschuwd 
• capiet= ?

2. Vertaling 

Toekomende tijd, dus: 

• amabo= ik zal beminnen
• moneberis= jij zal worden gewaarschuwd 
• capiet= hij/zij/het zal grijpen

3. PTC futurum

uitgang op - urus/-ura/-urum 

3. PTC futurum

Jupiter puellam amaturus est.=

Jupiter is van plan het meisje te beminnen.

3. PTC futurum

Jupiter puellam amaturus est.=

Jupiter is van plan het meisje te beminnen.

Gladiator moriturus est.=

De gladiator is voorbestemd om te sterven. 

Puella discitura ad ludum venit=

Het meisje komt naar school om te leren. 

4. Inf futurum

ptc futurum + esse, dus 

-amaturus esse (te zullen beminnen) 

-futurus esse/fore 

5. Futurum exactum 

1. vorming= perfectumstam+ eri + uitgangen (amavero, amaveris, amaverit, etc./fuero, fueris, fuerit) 
2. gebruik= voltooid toekomende tijd 
3. vertaling= 'ik zal hebben gezien' 
4. voorbeeldzin: 

• Si veneris, tibi fabulam narrabo=
• Als je zal zijn gekomen, zal ik je een verhaal vertellen.

Welke van deze vormen is futurum?

1. vocabam
2. vocatis
3. vocabunt
4. vocaveram

“Tolle filium tuum unigenitum, quem diligis, Isaac, et vade in
terram visionis, atque ibi offeres eum in holocaustum super unum montium, quem monstravero tibi”.

Noteer een futurum uit deze zin. (=lesdoel B)

Vertaal: Si me amabis, laetus/laeta ero. (=lesdoel B)

Donderdag 23 maart 

1. Behandelde stof herhalen 

2. Oefenen met futurum (taaloefening A p. 59 en taaloefening C p. 64) 

3. PW bespreken