W37 BIO HSS 3K THEMA 1 ORGANEN EN CELLEN BS 3 T/M 5

Basisstof 3 Werken met microscoop 
1 / 48
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Basisstof 3 Werken met microscoop 

Slide 1 - Slide

Lesdoel 
  • Je kunt in een afbeelding de onderdelen van een microscoop benoemen.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Microscoop

Slide 4 - Slide

Welke volgorde klopt van groot naar klein
A
Cel - weefsel - orgaan - orgaanstelsel - organisme
B
Weefsel - cel - organisme - orgaanstelsel - orgaan
C
Orgaan - orgaanstelsel - organisme - weefsel - cel
D
Organisme - orgaanstelsel - orgaan - weefsel - cel

Slide 5 - Quiz

Als je een microscoop wil tillen, waar pak je de microscoop?
A
Bij de tubus
B
Bij het statief
C
Bij de tafel
D
Bij de revolver

Slide 6 - Quiz

Waar kijk je (als eerste) doorheen bij een microscoop?
A
Oculair
B
Objectief
C
Tubus
D
Revolver

Slide 7 - Quiz

Wat regelt alles wat er in de cel gebeurd?
A
Celplasma
B
Celmembraan
C
Celkern
D
Vacuole

Slide 8 - Quiz

Huiswerk

  • Lezen bs 3 
  • Maken woordenlijst bs 3
  • Maken opdrachten bs 3 digitaal 
  • Lezen bs 5 

Slide 9 - Slide

Basisstof 4 Cellen van dieren en planten 

Slide 10 - Slide

Leerdoel 
  • Je kunt de delen noemen van plantaardige en dierlijke cellen met hun kenmerken en functies.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Plantaardige cellen 
  • Aantal onderdelen 
  1. celkern
  2. celwand
  3. bladgroenkorrels
  4. celmembraan
  5. cytoplasma
  6. vacuole 

Slide 13 - Slide

Plastiden
  • Bladgroenkorrels
  • Kleurstofkorrels
  • Zetmeelkorrels

bladgroenkorrels __> kleurstofkorrels 

Slide 14 - Slide

Dierlijke cellen 
  • Onderdelen 
  1. celkern 
  2. cytoplasma 
  3. celmembraan
  4. kernmembraan 
Geen: celwand, bladgroenkorrels en vacuole 

Slide 15 - Slide

Zijn wij mensen opgebouwd uit dierlijke cellen?
A
ja
B
nee

Slide 16 - Quiz

waar zitten de meeste cellen in?
A
weefsel
B
organen
C
organenstelsel
D
organisme

Slide 17 - Quiz

Dit cel onderdeel regelt alles wat er in de cel gebeurt
A
celmembraan
B
celkern
C
cytoplasma

Slide 18 - Quiz

de plantencel is stevig door
A
de celmembraan
B
de celwand
C
de vacuole
D
de celwand en vacuole

Slide 19 - Quiz

Hoe heet het orgaan dat borst-buikholte scheidt?
A
organenstelsel
B
slokdarm
C
torso
D
middenrif

Slide 20 - Quiz

Celkern
Vacuole
Bladgroenkorrel
Cytoplasma
Celmembraan
Celwand

Slide 21 - Drag question

Welke cellen hebben een celwand?
A
Dierlijke cellen
B
Plantaardige cellen

Slide 22 - Quiz

Wat heeft een dierlijke cel wel?
A
bladgroenkorrels
B
celmembraan
C
celwand
D
vacuole

Slide 23 - Quiz

Hoe heet deel 4?
A
celmembraan
B
vacuole
C
celwand
D
cytoplasma

Slide 24 - Quiz

Welke cellen hebben bladgroenkorrels?
A
Dierlijke cellen
B
Dierlijke en plantaardige cellen
C
Plantaardige cellen

Slide 25 - Quiz

Welk deel is aangeduid?
A
vacuole
B
celplasma
C
celkern
D
protoplasma

Slide 26 - Quiz

Welke cellen hebben organellen?
A
dierlijke cellen
B
plantaardige cellen
C
dierlijke en plantaardige cellen
D
geen van beide

Slide 27 - Quiz

Wanneer staat een kruidachtige plant rechtop?
A
Als de vacuole vol is
B
Als de cellen bladgroenkorrels hebben
C
Als de vacuole leeg is
D
Als de cellen celwanden hebben

Slide 28 - Quiz

waar vind je een vacuole?
A
in cellen van planten
B
in cellen van dieren
C
in beide

Slide 29 - Quiz

Wat is waar?
A
Organen bestaan uit cellen
B
Cellen zijn weefsels
C
Cellen zijn organen
D
De longen zijn cellen

Slide 30 - Quiz

Welke onderdelen heeft een plantencel wel en een dierlijke cel niet?
A
Celkern, bladgroenkorrels, cytoplasma
B
Bladgroenkorrels, celmembraan, vacuole
C
Bladgroenkorrels, celwand, vacuole
D
Bladgroenkorrels, vacuole, celkern

Slide 31 - Quiz

Huiswerk

  • Lezen bs 4 
  • Maken woordenlijst bs 4
  • Maken opdrachten bs 4 digitaal 
  • Lezen bs 5 

Slide 32 - Slide

Basisstof 5: Chromosomen

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Video

Leerdoel 
  • Wat chromosomen zijn en waar ze voorkomen in een cel.
  • Wat DNA is.
  • Wat erfelijke eigenschappen zijn.

Slide 35 - Slide

Chromosomen 

Slide 36 - Slide

Chromosomenportret 
Jonge 
Chromosomenportret 
Meisje 

Slide 37 - Slide

Geslachtscellen 
Lichaamscellen
 
chromosomen voor ieder
mens uniek!

Slide 38 - Slide

Een chromosomenkaart laat zien welke chromosomenparen een organisme heeft
A
Waar
B
Niet waar

Slide 39 - Quiz

Van elk chromosomenpaar is één chromosoom afkomstig van de moeder, en één van de vader.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 40 - Quiz

Hoeveel chromosomen heeft een paar chromosomen?
A
4
B
6
C
2
D
8

Slide 41 - Quiz


Katherina zegt: De eicel bepaalt het geslacht bij de bevruchting.
Marnix zegt: De chromosomen van de man bestaan uit 22 paar gelijke chromosomen en 1 paar ongelijke chromosomen.
Wie heeft gelijk?

A
Beide hebben gelijk
B
Alleen Katherina heeft gelijk
C
Alleen Marnix heeft gelijk
D
Beide hebben ongelijk

Slide 42 - Quiz

chromosomen
A
lange dunne draden in de celkern
B
stof die informatie bevat voor erfelijke eigenschappen
C
Bevatten eigenschappen
D
Cellen die enkelvoudig zijn

Slide 43 - Quiz

Een man heeft een ander chromosomenportret dan een vrouw, welk chromosoom is anders en wat is hier anders aan?
A
Chromosoom 21: XX in plaats van XY
B
Chromosoom 23: XX in plaats van XY
C
Chromosoom 21 XY in plaats van XX
D
Chromosoom 21: XY in plaats van XX

Slide 44 - Quiz

Het X-chromosoom en Y-chromosoom zijn
A
Geslachtschromosomen
B
Geslachtscellen

Slide 45 - Quiz

Een mens heeft 46 chromosomen. Hoeveel chromosomen heb je van je moeder?
A
46
B
23
C
22
D
45

Slide 46 - Quiz

Deze chromosomen zijn van een:
A
Man
B
Vrouw

Slide 47 - Quiz

Huiswerk

  • Lezen bs 5 
  • Maken woordenlijst bs 5
  • Maken opdrachten bs 5 digitaal 
  • Lezen bs 6 

Slide 48 - Slide