BOL 1 Lesweek 11 (1) Schrijven 2.4 Verslag + Spel 3.1 Hoofdletters & Herhalen werkwoorden

Lesdoelen
  • Je begrijpt wat een schrijfplan is.
  • Je kent onderdelen uit een schrijfplan.
  • Je weet hoe je rekening kunt houden met een doelgroep.
  • Je maakt kennis met tekstdoelen.
  • Je maakt oefent met deelonderwerpen bepalen.
  • Je gaat werken aan 2.4 Verslag
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Lesdoelen
  • Je begrijpt wat een schrijfplan is.
  • Je kent onderdelen uit een schrijfplan.
  • Je weet hoe je rekening kunt houden met een doelgroep.
  • Je maakt kennis met tekstdoelen.
  • Je maakt oefent met deelonderwerpen bepalen.
  • Je gaat werken aan 2.4 Verslag

Slide 1 - Slide

Waarom moet je vooraf nadenken over wat je gaat schrijven?(voorbereiden)

Slide 2 - Open question

Slide 3 - Slide

Wat is een schrijfplan?
  • Dit is een plan dat je maakt voordat je een tekst gaat schrijven. 
  • In dit schrijfplan staat de indeling van je tekst (inleiding, middenstuk en slot), de deelonderwerpen en de korte inhoud per alinea. 
  • In Teams staat het schrijfplan.

Slide 4 - Slide

Bepaal vooraf de doelgroep (voor wie je schrijft).
  • Schrijf je voor klanten?
  • Schrijf je voor een collega?
  • Schrijf je voor je docent Nederlands?
De ene doelgroep heeft meer uitleg en makkelijkere taal nodig dan de andere doelgroep.

Slide 5 - Slide

Maar eerst ........
Herhalen, zodat je alles beter onthoudt!

Slide 6 - Slide

Met of zonder hoofdletters?
A
Kerstcadeau
B
kerstcadeau

Slide 7 - Quiz

Met of zonder hoofdletters?
A
anwb
B
ANWB

Slide 8 - Quiz

Met of zonder hoofdletter?
A
burgerschap
B
Burgerschap

Slide 9 - Quiz

Met of zonder hoofdletters?
A
mbo
B
MBO

Slide 10 - Quiz

Met of zonder hoofdletters?
A
h & m
B
H & M

Slide 11 - Quiz

Met of zonder hoofdletter?
A
December
B
december

Slide 12 - Quiz

Met of zonder hoofdletter?
A
Hindoe
B
hindoe
C

Slide 13 - Quiz

Met of zonder hoofdletters?
A
lente
B
Lente

Slide 14 - Quiz

Zet in de tegenwoordige tijd.
Hij (beantwoorden) de vraag snel.

Slide 15 - Open question

Zet in de tegenwoordige tijd.
Waaraan (besteden) jij je geld?

Slide 16 - Open question

Zet in de verleden tijd.
Mijn oor (suizen) gisteren de hele dag.

Slide 17 - Open question

Zet in de verleden tijd.
Waaraan (besteden) jij je geld?

Slide 18 - Open question

Zet in de voltooide tijd.
Is de post al (bezorgen)?

Slide 19 - Open question

Zet in de voltooide tijd.
Heeft iemand je koffers (dragen)?

Slide 20 - Open question

Zet in de voltooide tijd.
Ik ben erg (hechten) aan mijn oude foto's.

Slide 21 - Open question

Aan de slag!
Nu Nederlands:
  • Schrijven 2. 4 Verslag. maken opdr. 1 en 2
  • Spel: 3.1 Hoofdletters opdr. 4 en 5

Slide 22 - Slide