Deel 5. Hfdst 8.2 Dans

Moderne Dans 
in de eerste helft van de 19e eeuw
1 / 16
next
Slide 1: Slide
KunstMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4-6

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Moderne Dans 
in de eerste helft van de 19e eeuw

Slide 1 - Slide

Romantisch (klassiek) ballet

 

1. academisch dansvocabulaire

2. harmonieuze esthetiek, rond en vloeiend

3. in opdracht van theater/overheid gemaakt

4. grootse balletten met meer aktes

5. begeleiding van programmatische orkestmuziek componisten: piano, slagwerk, stiltes.

6. verhalende, sprookjesballetten; narratief

7. amusement op hoog artistiek niveau

8. bedenkers/makers zijn mannen

9. uitvoerende zijn veelal vrouwen

10. nadruk op dansvirtuositeit

Moderne dans

 

1. vocabulaire ontwikkeld vanuit individu.

2. niet-harmonieuze esthetiek, gebroken en hoekig

3. zelfstandig in eigen studio gecreëerd

4. solistisch, kort en kleinschalig werk, dansconcert

5. absolute muziek van eigentijdse componisten: piano, slagwerk, stiltes.

6. niet verhalend, symbolisch, eigentijds realisme

7, diepgravende intellectuele Kunst met hoofdletter

8. maker en vertolker zijn vaak dezelfde

9. de vrouw manifesteert als choreograaf

10. nadruk op expressie van beweging of gebaar

Slide 2 - Slide

De Verenigde Staten speelde een belangrijke rol in het ontstaan van Moderne Dans.
Waarom zou het voor danskunstenaars uit de VS makkelijker zijn om een geheel nieuwe vorm van dans te bedenken? (in tegenstelling tot bijvoorbeeld dansers/choreografen uit Rusland)

Slide 3 - Open question

De Amerkiaanse danseres Loïe Fuller
heeft een bijzondere plaats in de
danswereld. Zij werkte met licht, kleur en
beweging in haar dansen. Elektrisch licht
werd door haar gebruikt in het theater (zij
was een van de eersten). Fuller kleedde
zich in meters dunne, zijden stof. De
armen werden verlengd met stokken,
waaraan eveneens meters stof bevestigd
waren. Haar solodansen bestonden
grotendeels uit draaien om de lichaams-as
waarbij de armen, zwaaiende, cirkelende
en golvende bewegingen maakten. 


Loïe Fuller

Slide 4 - Slide

In het filmpje hiervoor zag je de Danse Serpentine, van Loie Fuller. Deze dans werd in 1896 vastgelegd op film door de gebroeders Lumiére en is later ingekleurd. Geef aan waarom dit dansoptreden destijds interessant was voor filmmakers om vast te leggen.

Slide 5 - Open question

Duncan choqueerde net als Fuller door, in het kader van de vrouwenemancipatie, geen korset te dragen. Ze danste op blote voeten in een loshangend gewaad. Duncan streefde naar een zo natuurlijk mogelijk dansstijl en maakte gebruik van alledaagse bewegingen zoals lopen, huppelen, rennen, liggen en opstaan. Dans was een instrument voor gevoelsexpressie en muziek diende de emoties vrij te maken die in haar dans werden uitgedrukt.
Duncan wilde een doorgaande, vloeiende, golvende bewegingsstroom bereiken via het dansen op de voorvoet (demie-pointe) waarbij de torso een lichte,
opwaartse positie innam. Het beeld van
Nikè was daarbij een inspiratiebron. 

Ook wat toneelaankleding betreft was ze een vernieuwster door af te zien van een decor. 
Volgens Duncan is de solar plexus (net boven de navel)  het centrum waar alle
beweging uit voortkomt. Het is de motor,  het centrale punt waaruit de grote diversiteit van beweging ontstaat.
Ze kreeg, met name in Europa, veel volgelingen.

Isadora Duncan 

Slide 6 - Slide

Een belangrijke stroming in de beeldende kunst was het zogeheten expressionisme dat aan het ein van de 19e eeuw op kwam. Bij de expressionisten ging het om de 'allerdiepste' belevingg die, door ervaring van de werkelijkheid, wordt opgeroepen in het zelf van de kunstenaar. Vooral de emotionele ervaring is belangrijk. 
Op een vergelijkbare manier ontstond ook in de danskunst, in de jaren 20 en 30 van de 20e eeuw, het dansexpressionisme van kunstenaars zoals Rudolf Laban, Mary Wigman en Kurt Jooss in Europa, en Martha Graham en Doris Humphrey in de Verenigde staten. Zij wilden verder gaan dan dansers als Fuller, Duncan, St. Denis en Shawn, die ze te uiterlijk of te oppervlakkig vonden.
Zo ging het bij het expressionisme in de dans om de expressie van de allerdiepste belevingen van de kunstenaar.
Expressionistische dansstukken gaan vaak over onaangename gevoelens, zoals angst, verdriet en wanhoop. 

Expressionisme
Kijk eventueel terug naar de les over Expressionsme in de Beeldende Kunst om nog eens te lezen wat Sigmund Freud voor invloed had op dit 'zoeken naar het diepste zelf'.

Slide 7 - Slide

Laban was geinteresseerd in de oorsprong
en mogelijkheden van de menselijke
beweging enerzijds alsmede de dynamiek
en de expressiviteit daarvan anderzijds. Bij
zijn onderzoek kwam hij tot een uitvoerige
analyse die hij systematiseerde in een
door hem ontwikkeld notatiesysteem (de
laban notatie).
Bij Laban stond het gevoel en de emotie
op de eerste plaats. In zijn onderzoek
onderscheidde Laban verschillende typen
dansers: wilstype, gevoelstype en
verstandstype. Elk van deze types zouden
in de lessen van de docent verwerkt
moeten worden. Volgens Laban is dans
samengesteld uit de elementen tijd, kracht
en ruimte. 
Rudolf Laban

Slide 8 - Slide

Laban was geinteresseerd in de oorsprong
en mogelijkheden van de menselijke
beweging enerzijds alsmede de dynamiek
en de expressiviteit daarvan anderzijds. Bij
zijn onderzoek kwam hij tot een uitvoerige
analyse die hij systematiseerde in een
door hem ontwikkeld notatiesysteem (de
laban notatie).
Bij Laban stond het gevoel en de emotie
op de eerste plaats. In zijn onderzoek
onderscheidde Laban verschillende typen
dansers: wilstype, gevoelstype en
verstandstype. Elk van deze types zouden
in de lessen van de docent verwerkt
moeten worden. Volgens Laban is dans
samengesteld uit de elementen tijd, kracht
en ruimte. 
Rudolf Laban

Slide 9 - Slide

Laban werkte in zijn dansschool vaak met amateurs. Het werken met
amateurs past in zijn (dans)filosofie.
Leg aan de hand van een uitgangspunt van Laban uit de tekst hiernaast uit waarom
hij juist met amateurs wilde werken.
Rudolf Laban (1879-1958) studeerde aan het begin van de twintigste
eeuw samen met zijn echtgenote beeldhouwkunst bij Hermann Obrist. In 1902 had Obrist in München een eigen kunstopleiding opgericht. Hij  spoorde zijn studenten aan om de natuur te bestuderen. Obrist wilde een  moderne (beeldhouw)kunst ontwikkelen aan de hand van botanische  studies. 
Op dertigjarige leeftijd raakte Laban geïnteresseerd in de danskunst. Hij ging ervan uit dat iedereen over een aangeboren ritmisch gevoel 
beschikte en hij was bovendien van mening dat beweging
gemoedstoestanden kon uitdrukken. 

Slide 10 - Open question

Spanning en ontspanning leerde Wigman via een Dalcroze school, dit werd een belangrijk element in haar expressionistische dansen. Wigman werkte samen met Laban.
De belangrijkste principes van Wigman waren:
• dans is een uiting van diepe en sterke emoties door de
zeggingskracht van de beweging zelf.
• Het lichaam is een instrument dat zingt en beweegt/trilt.
Ademhaling was heel belangrijk in haar dansstijl, dit om de natuurlijke spanning en ontspanning teweeg te brengen die
voortgezet werd in haar dansbewegingen. Dit resulteert in een golvende, harmonieuze bewegingsstijl. Opvallend was verder de pose-achtige bewegingen van heup, armen en handen. De thematiek van haar dansen was somber. Het karakter expressionistisch. Zij gebruikte vaak maskers bij haar dans.

Mary Wigman

Slide 11 - Slide

Laban had veel navolgers, onder wie de danskunstenares Mary Wigman.
Zij werd onder meer door de oosterse dans geïnspireerd. Dit blijkt in het filmfragment onder andere uit het gebruik van een gestileerd noh-theater masker en percussie die geïnspireerd is op gamelan. Het masker en de muziek zijn in dit geval hulpmiddelen die de zeggingskracht van de
beweging versterken.
Leg voor zowel het masker als voor de muziek uit hoe ze de
zeggingskracht van de beweging benadrukken.

Slide 12 - Open question

In 1920 werkte Jooss samen met Laban.
Hij raakte beïnvloed door Laban en
Wigman en de avantgarde beweging.
Jooss bracht in zijn werk een synthese
tussen de academische ballettechniek en
de Ausdruckstanz tot stand. Vaak deed hij
een beroep op pantomimische elementen.
Kenmerkend voor zijn werk is verder het
toepassen van poses ter verduidelijking of
versterking van een bepaald gevoel of
emotie die op een zeker ogenblik bij de
toeschouwer opgeroepen moet worden.
Der Grune Tisch uit 1932 is een van de
belangrijkste werken van Jooss. 
Kurt Jooss

Slide 13 - Slide

Graham is afkomstig uit de V.S. Van Delsarte had zij de relatie tussen lichaam en geest, het belang van bewegingsanalyse, spiercoördinatie en evenwichtscontrole geleerd, alsmede het belang van ademhaling.
Al deze elementen zijn op de een of andere manier in het werk van Graham terug te vinden. Zo ligt bij haar de aanzet van de beweging (evenals bij Duncan) bij de Solar Plexus. Voorts wordt gewerkt met
het principe spanning-ontspanning (Dalcroze, Laban) bij Graham werd dit de contraction-release genoemd.  Met deze
contraction-release is het ritme van de ademhaling verbonden. Daarnaast deed Graham afstand van de bij de academische techniek gehanteerde uitdraai van de benen. Het hele karakter van de Graham techniek is bovendien veel aardser gericht en doet geen pogingen de wetten van de zwaartekracht te ontkennen zoals dat bij de academische techniek wel  het geval is. Bij sprongen zijn de benen 
vrijwel altijd in een hoekige en niet-gestrekte positie. Voorts speelt de spiraal in veel bewegingselementen een rol. 
In haar choreografieën gaf Graham de
uitwerking van bepaalde hevige, menselijke emoties en psychische 
conflicten, zoals doodsangst, jaloezie,
hartstocht, noodlotsbesef e.d. weer. Hierin volgde zij de in de psychologie ontwikkelde archetypen (Jung). Deze
aspecten krijgen gestalte aan de hand van thematieken en personages die ontleend zijn aan de Griekse mythologie of de Spaans-Amerikaanse cultuur. Graham werd overal ter wereld nagevolgd. Haar techniek is bekend geworden onder de naam: Graham-techniek. Zij heeft dus een school van navolgers gekregen.  
Martha Graham

Slide 14 - Slide

Martha Graham

Slide 15 - Slide

Academisch Ballet
Moderne Dans
Verhalend
benen en voeten uitgedraaid
pointesdans op spitzen
grote luchtsprongen
witte tutu's
virtuositeit in divertissementen
nadruk op expressie
horizontaal gericht
blote voeten
hoekige bewegingen
losse kleding/ abstracte kostuums
paralelle beenposities

Slide 16 - Drag question