Herhaling werkwoordspelling VT

Herhaling voor de toets
Werkwoordspelling VT
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Herhaling voor de toets
Werkwoordspelling VT

Slide 1 - Slide

Wat is een sterk werkwoord?
A
Een werkwoord dat hulp nodig heeft van 't ex kofschip.
B
Een werkwoord dat sterk genoeg is om van klank te veranderen.
C
Een onregelmatig werkwoord.

Slide 2 - Quiz

Wat is een zwak werkwoord?
A
Een werkwoord dat hulp nodig heeft van 't ex kofschip.
B
Een werkwoord dat sterk genoeg is om van klank te veranderen.
C
Een onregelmatig werkwoord.

Slide 3 - Quiz

Wat is een voltooid deelwoord?
A
De persoonsvorm in de verleden tijd.
B
Het gezegde in de verleden tijd.
C
Begint vaak met ge-, be- of ver- en is NOOIT de persoonsvorm.

Slide 4 - Quiz

Wat zijn onregelmatige werkwoorden?
A
Begint vaak met ge-, be- of ver- en is NOOIT de persoonsvorm.
B
Dat zijn 6 werkwoorden die je moet kennen en anders moet leren.
C
Dat zijn sterke werkwoorden.

Slide 5 - Quiz

Oefenen!

Slide 6 - Slide

Wat is goed? LET OP: alles in de VT!
'Hij ...... (lopen) naar school.'
A
loopt
B
liep
C
lopen
D
liepen

Slide 7 - Quiz

Wat is goed? LET OP: alles in de VT!
'Ik ....... (branden) me aan het vuur.'
A
brand
B
brande
C
brandde
D
brandte

Slide 8 - Quiz

Wat is goed? LET OP: alles in de VT!
'Zij heeft heel hard ....... (huilen).'
A
huilde
B
huilte
C
gehuilt
D
gehuild

Slide 9 - Quiz

Wat is goed? LET OP: alles in de VT!
'Hij ...... heel moe geworden (zijn).'
A
is
B
heeft
C
ben
D
bent

Slide 10 - Quiz

Vul in. LET OP: alles in de VT!
'Hij ....... het goede antwoord (raden).'

Slide 11 - Open question

Vul in. LET OP: alles in de VT!
'Ik heb mijn broer ...... (verhuizen).'

Slide 12 - Open question

Vul in. LET OP: alles in de VT!
'Wij ........ de winnaars uit (loten).'

Slide 13 - Open question

Vul in. LET OP: alles in de VT!
'Ik ...... de kaarsjes uit (blazen).'

Slide 14 - Open question

Vul in. LET OP: alles in de VT!
'Jullie ........ haar naar Amsterdam (verhuizen).'

Slide 15 - Open question

Vul in. LET OP: alles in de VT!
'Zij hebben de hele avond ..... (dansen).'

Slide 16 - Open question

Vul in. LET OP: alles in de VT!
'Wij ......... de wedstrijd af (fluiten).'

Slide 17 - Open question

Vul in. LET OP: alles in de VT!
'Het paard ....... door de wei (draven).'

Slide 18 - Open question

Vul in. LET OP: alles in de VT!
'De mannen ......... de dozen uit (laden).'

Slide 19 - Open question

Vul in. LET OP: alles in de VT!
'Wij .......... heel erg moe (zijn).'

Slide 20 - Open question

Vul in. LET OP: alles in de VT!
'Ik ......... zo graag naar Walibi (willen).'

Slide 21 - Open question

Vul in. LET OP: alles in de VT!
'Ik ...... daar al mijn geld aan (besteden).'

Slide 22 - Open question