What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Werkwoordspelling + theorie 5 feb.
Deze les:
Theorie werkwoordspelling
Oefenen werkwoordspelling
1 / 36
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
This lesson contains
36 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Deze les:
Theorie werkwoordspelling
Oefenen werkwoordspelling
Slide 1 - Slide
Werkwoordspelling
- Pv tt
- Pv vt
- Voltooid deelwoord
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Pv tt
Slide 4 - Slide
Persoonsvorm
Hoe vind je de persoonsvorm in een zin?
Slide 5 - Slide
Persoonsvorm
Hoe vind je de persoonsvorm in een zin?
- Tijd veranderen
Slide 6 - Slide
Persoonsvorm
Hoe vind je de persoonsvorm in een zin?
- Tijd veranderen > Hij loopt naar huis – Hij liep naar huis.
Werkwoord dat verandert = persoonsvorm!
Slide 7 - Slide
Persoonsvorm
Ik-vorm = Ik loop naar huis.
Hij/zij/jij/het-vorm = Hij loopt naar huis. [Ik-vorm + t]
Wij-vorm = Wij lopen naar huis. [Hele ww]
Slide 8 - Slide
Persoonsvorm
Hij/zij/jij/u/het =
ik-vorm
+
t
Hij
word
t
morgen 20 jaar.
Jij
besteed
t
veel geld aan kleding.
Zij
beantwoord
t
de vraag niet.
Slide 9 - Slide
Persoonsvorm
Let op: je kent een werkwoord vaak als voltooid deelwoord, maar dat is het niet altijd!
Veranderd, bepaald, verbaasd…
Slide 10 - Slide
Persoonsvorm
Jan
verandert
vaak zijn inrichting, maar Guus
heeft
nog nooit de inrichting
veranderd
.
Vorig jaar
heeft
Jan de vakantiebestemming
bepaald
, maar Guus
bepaalt
het dit jaar.
Slide 11 - Slide
Persoonsvorm
Let op: je/jij voor en achter de persoonsvorm.
Je
wordt
morgen 20 jaar.
Word
je
morgen 20 jaar?
Vul in: lopen
Slide 12 - Slide
Persoonsvorm
Let op: je/jij voor en achter de persoonsvorm.
Je vader
wordt
morgen 40 jaar.
Wordt
je vader morgen 40 jaar?
Vul in: lopen
Slide 13 - Slide
A
Goed
B
Fout - naderdt
C
Fout - nadert
Slide 14 - Quiz
Hij ___ vanavond wat we gaan eten.
A
bepaald
B
bepaaldt
C
bepaalt
Slide 15 - Quiz
___ je zusje morgen 12 jaar?
A
Word
B
Wordt
Slide 16 - Quiz
A
Goed
B
Fout - verkeerdt
C
Fout - verkeert
Slide 17 - Quiz
Pv tt:
- Oefenblad (15 min.)
Slide 18 - Slide
Pv vt
Slide 19 - Slide
‘t ex-kofschip
Kijk naar de stam.
Laatste letter stam in ‘t ex-kofschip?
Ja = te(n)
Nee = de(n)
Ik-vorm + te(n)/de(n)
Slide 20 - Slide
‘t ex-kofschip
Ik (verhuizen).
verhui
z
Ik verhuis
de
.
Kijk naar de stam.
Laatste letter stam in ‘t ex-kofschip?
Ja = te(n)
Nee = de(n)
Ik-vorm + te(n)/de(n)
Slide 21 - Slide
‘t ex-kofschip
Ik (verhuizen).
verhui
z
Ik verhuis
de
.
Wij (fietsen).
fiet
s
Wij fiets
ten
.
Kijk naar de stam.
Laatste letter stam in ‘t ex-kofschip?
Ja = te(n)
Nee = de(n)
Ik-vorm + te(n)/de(n)
Slide 22 - Slide
Persoonsvorm vt
Let op:
De brand
verwoest
te
het gebouw.
Hij
bepaal
de
wat we gingen eten.
Slide 23 - Slide
Hij ___ (verven) het huis.
A
verfte
B
verfde
Slide 24 - Quiz
Ik ___ (shoppen) niet in de winkelstraat, maar ik ___ (surfen) op internet.
A
shopde - surfde
B
shopte - surfte
C
shopde - surfte
D
shopte - surfde
Slide 25 - Quiz
A
Goed
B
Fout - ontruimten
C
Fout - ontruimden
D
Fout - ontruimde
Slide 26 - Quiz
Hij ___ (melden) dat jouw mening zijn keuze ___ (beïnvloeden).
A
melde - beïnvloede
B
meldde - beïnvloedde
C
melde - beïnvloedde
D
meldde - beïnvloede
Slide 27 - Quiz
Voltooid deelwoord
Slide 28 - Slide
‘t ex-kofschip
Kijk naar de stam.
Laatste letter stam in ‘t ex-kofschip?
Ja = t
Nee = d
Slide 29 - Slide
‘t ex-kofschip
Ik ben (verhuizen).
verhui
z
Ik ben verhuis
d
.
Kijk naar de stam.
Laatste letter stam in ‘t ex-kofschip?
Ja = t
Nee = d
Slide 30 - Slide
‘t ex-kofschip
Ik ben (verhuizen).
verhui
z
Ik ben verhuis
d
.
Ik heb (verven).
ver
v
Ik heb geverf
d
.
Kijk naar de stam.
Laatste letter stam in ‘t ex-kofschip?
Ja = t
Nee = d
Slide 31 - Slide
A
Goed
B
Fout - gemailet
C
Fout - gemailt
D
Fout - gemaild
Slide 32 - Quiz
Ik had ___ (beloven) hem de prijs te geven, maar hij heeft ___ (weigeren).
A
beloofd - geweigerd
B
belooft - geweigert
C
belooft - geweigerd
D
beloofd - geweigert
Slide 33 - Quiz
De kat heeft de bank kapot ___ (krabben) en nu hebben wij een nieuwe bank ___ (aanschaffen).
A
gekrabd - aangeschafd
B
gekrabt - aangeschaft
C
gekrabd - aangeschaft
D
gekrabt - aangeschafd
Slide 34 - Quiz
Er wordt
A
Goed
B
Fout - besteet
C
Fout - besteed
Slide 35 - Quiz
Pv vt + vdw:
-
Oefenblad
-
Om 10:20 uur weer online
: wat wil jij leren tijdens Beroepsspecifiek Nederlands?
Slide 36 - Slide
More lessons like this
Pv vt en vdw
December 2022
- Lesson with
25 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Pv vt
November 2024
- Lesson with
16 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Werkwoordspelling-begin
November 2023
- Lesson with
18 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Spelling tegenwoordige tijd en verleden tijd - basisregels en stappen
October 2023
- Lesson with
42 slides
Nederlands
Primary Education
Age 7
Welkom H22 woe 9-10-2024
October 2024
- Lesson with
41 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Werkwoordspelling totaal
December 2022
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo, mavo
Leerjaar 1,2
Les 15 - Persoonsvorm in de verleden tijd
September 2022
- Lesson with
12 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Werkwoordspelling totaal
January 2023
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo, mavo
Leerjaar 1,2