Y-chromosoom is genetisch leeg! --> invloed op fenotypenverhouding j/m
Slide 5 - Slide
autosomaal met intermediaire fenotype of incomplete dominantie
(3 fenotypen)
heterozygoot genotype geeft
nieuw fenotype --> intermediair fenotype allelen KA en KB
fenotype waarin ook recessieve allel een beetje tot uiting komt ('afgezwakt fenotype') --> incomplete dominantieallelen A en B
Slide 6 - Slide
waardoor?
hebben bijna alleen maar jongens de ziekte van Duchenne?
kun je de bloedgroepen 0, A, B en AB niet verklaren met dominante en recessieve allelen?
vind je enorme kleurverschillen bij kuikens van één hen en één haan?
Slide 7 - Slide
co-dominantie / multipele allelen
IA, IB en i
4 verschillende fenotypen: bv bloedgroepen
bloedgroep A: IAIA of IAi
bloedgroep B: IBIB of IBi
bloedgroep AB: IAIB
bloedgroep 0: ii
Slide 8 - Slide
huiswerk
vrijdag: kijk de video en maak de vragen deel 2
dinsdag: leer 12.1 en 12.2 (verschillende manieren van overerving) maak van 12.2 opdrachten 1-12
Slide 9 - Slide
Een vrouw met blauwe ogen krijgt een kind met bruine ogen. Het allel voor B bruine ogen is dominant over het allel voor b blauwe ogen. Welk(e) genotype(n) kan de vader gehad hebben?
A
BB
B
Bb
C
BB en Bb
D
Bb en bb
Slide 10 - Quiz
BIj een dier zijn de volgende eigenschappen bekend: A = krullend haar a = sluik haar
Bij welke kruising is de kans het grootst op zoveel mogelijk jongen met sluik haar?
A
Aa x aa
B
Aa x Aa
C
AA x aa
D
AA x Aa
Slide 11 - Quiz
Sommige mensen zijn niet in staat om pigment te vormen in hun huid, in hun haren en in de iris van hun ogen. Zo iemand wordt een albino genoemd. Bij mensen is het gen voor albinisme recessief. Een echtpaar krijgt een tweeling. De ene baby heeft een donkere huid. De andere baby is een albino. Kan deze tweeling één-eiig zijn? En twee-eiig?
A
alleen één-eiig
B
alleen twee-eiig
C
zowel één-eiig als twee-eiig
Slide 12 - Quiz
Iemand, die in staat is zijn tong op te rollen is in het bezit van het allel R. Een persoon die zijn tong niet kan oprollen (rr) heeft twee zusters, die dit wel kunnen. Zijn beide ouders kunnen dit ook.
A
Ouders RR en Rr, zusters RR en/of Rr.
B
Ouders Rr en Rr, zusters alleen RR.
C
Ouders RR en Rr, zusters alleen Rr.
D
Ouders Rr en Rr, zusters RR en/of Rr.
Slide 13 - Quiz
de vrouw heeft bloedgroep A en de man heeft bloedgroep B. Ze krijgen een kind met bloedgroep 0. Wat zijn de genotypen van de ouders?
A
IAi en IBi
B
IAIA en IBi
C
IAi en IBIB
D
IAIB en ii
Slide 14 - Quiz
Bij een geslachtsgebonden eigenschap komt de aandoening nooit bij meisjes voor. Wat is hiervan de oorzaak zijn?
A
meisjes zijn immuun voor de aandoening
B
jongetjes sterven eerder dan ze zich kunnen voortplanten
C
de aandoening is recessief
Slide 15 - Quiz
Uit een kruising van eenplant met haarloze bladeren en een plant met behaarde bladeren komen nakomelingen met doorns op de stengel. Hoe noemt men dit fenotype
A
co-dominant
B
incompleet dominant
C
intermediair
D
multipel
Slide 16 - Quiz
Uit een kruising van een plant met haarloze bladeren en een plant met behaarde bladeren komen nakomelingen met doorns op de stengel. Hoe noemt men dit fenotype