This lesson contains 13 slides, with text slides and 3 videos.
De resultaten (toename opbrengst / winst) van de acties van de 2 spelers staan in een opbrengstenmatrix.
De opbrengst van de rijspeler staat in de hokjes van de matrix vooraan.
De opbrengst van de kolomspeler staat als laatste in de cel.
Er zijn 2 spelers: Jumbo en Albert Heijn. Ze denken er over om de prijzen te verlagen. Mogelijke uitkomsten:
De opbrengstenmatrix ziet er als volgt uit:
Jumbo is de .................................................... en
Albert Heijn is de ...................................................... .
De opbrengstenmatrix ziet er als volgt uit:
Jumbo is de rijspeler en Albert Heijn is de kolomspeler.
De uitkomst of oplossing wordt bepaald aan de hand van een oplossingsmatrix. We zetten in de matrix streepjes onder de uitkomst van de beslissing (actie) die het gunstigst is gezien de mogelijke acties van de andere speler:
De uitkomst of oplossing wordt bepaald aan de hand van een oplossingsmatrix. We zetten in de matrix streepjes onder de uitkomst van de beslissing (actie) die het gunstigst is gezien de mogelijke acties van de andere speler:
Het Nash-evenwicht wordt gegeven door de cel waarin bij uitkomsten onderstreept zijn. In dit geval is dat dus beide 'wel prijsverlaging'.
We spreken van een evenwicht wanneer het niet mogelijk is voor één van de partijen om zijn uitkomst te verbeteren, gezien de actie van de andere speler.
In bovenstaand voorbeeld is de vraag (naar supermarktgoederen) prijselastisch.
Hoe zie je dat?
....................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................
In bovenstaand voorbeeld is de vraag (naar supermarktgoederen) prijselastisch.
Hoe zie je dat?
Je ziet dat wanneer de prijs daalt (beide hun prijs verlagen), de totale omzet stijgt (van 2,4 mln. naar 2,6 mln.). Blijkbaar is de procentuele stijging van de gevraagde hoeveelheid groter dan de procentuele daling van de prijs. Dit is zo bij een elastische vraag.