Veel voorkomende vragen

Veel voorkomende vragen
In deze les gaan we het hebben over vragen die veelvoudig in een examen voorkomen. Wat voor soort vragen zijn het? Hoe pak je deze vragen aan? Daar gaan we naar kijken.
1 / 32
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Veel voorkomende vragen
In deze les gaan we het hebben over vragen die veelvoudig in een examen voorkomen. Wat voor soort vragen zijn het? Hoe pak je deze vragen aan? Daar gaan we naar kijken.

Slide 1 - Slide

Terug naar vorige les
Denk even 1 minuut na over de volgende vraag:

Wat heb ik met de lijst van de signaalwoorden gedaan?

Slide 2 - Slide

Wat heb je nodig?
- Een woordenboek D-NL
- Pen en papier

Slide 3 - Slide

Welke soorten vragen kennen we?

Slide 4 - Mind map

Overzicht
- Combinatievragen
- Kort- antwoordvragen
- Samenvattingsvraag
- Beweringenvraag
- Gatenvraag
- Functievraag
- Citeervraag
- Lang- antwoordvraag
- Inhoudsvraag

Slide 5 - Slide

Welke van de volgende vraagsoorten komt het meeste terug in het examen van 2023?
A
Inhoudsvraag
B
Lang-antwoordvraag
C
Samenvattingsvraag
D
Citeervraag

Slide 6 - Quiz

De meest voorkomende vraagsoorten
De vraagsoorten die het meeste voorkomen in het CE zijn de samenvattingsvragen en de inhoudsvragen. Deze twee vraagsoorten zijn altijd meerkeuze vragen. Ook staan deze vragen vaak in het Duits in het examen. 

Slide 7 - Slide

Wat is het verschil tussen een inhouds- en samenvattingsvraag?

Slide 8 - Mind map

Het grote verschil
Het verschil tussen inhouds- en samenvattingsvragen is dat, zoals de naam eigenlijk al zegt, een inhoudsvraag over een specifiek stukje inhoud gaat. En een samenvattingsvraag over een hele alinea. 

Slide 9 - Slide

Wat voor soort vraag zie je hier links?
A
Samenvattingsvraag
B
Citeervraag
C
Beweringenvraag
D
Inhoudsvraag

Slide 10 - Quiz

Hoeveel punten kan een beweringsvraag je opleveren?

Slide 11 - Mind map

Om te onthouden
- Je krijgt vaak 2 punten voor deze vraagsoort.
- De beweringen staan altijd op chronologische volgorde. Dit betekent dat als je een bewering niet kunt vinden in de tekst, deze onjuist is!

Slide 12 - Slide

Wat voor vraag zie je hier rechts?
A
Beweringenvraag
B
Gatenvraag
C
Citeervraag
D
Samenvattingsvraag

Slide 13 - Quiz

Hoe pak je een gatenvraag aan?

Slide 14 - Mind map

Om te onthouden
- Zorg dat je de antwoordmogelijkheden begrijpt. 
- Zorg dat je weet wat de zin waarin het gat staat betekend.
- Kijk ook goed naar de zin voor en na de zin met de opening. 

Slide 15 - Slide

Wat voor vraag zie je op de foto links?
A
Kort-antwoordvraag
B
Lang-antwoordvraag
C
Beweringenvraag
D
Citeervraag

Slide 16 - Quiz

Om te onthouden
- Deze vragen worden altijd in het Nederlands gesteld.
- Lees goed hoe je moet antwoorden! In het Nederlands of het Duits. 
- Je hoeft niet te antwoorden met steekwoorden of een citaat.
- Vaak wordt er bij dit soort vragen gebruik gemaakt van verwijswoorden. 

Slide 17 - Slide

Wat voor vraag zie je hier op de foto rechts?
A
Samenvattingsvraag
B
Citeervraag
C
Inhoudsvraag
D
Kort- antwoordvraag

Slide 18 - Quiz

Om te onthouden
- Komt vaker voor in het examen.
- De vraag kan zowel in het Nederlands en Duits worden gesteld.
- Het antwoord staat niet letterlijk in de tekst maar altijd omschreven in andere woorden. 
- Streep antwoorden waarvan je zeker weet dat ze fout zijn weg.
- Lees nauwkeurig en trekt niet te snel een conclusie. 

Slide 19 - Slide

Wat voor vraag zien we hier links?
A
Inhoudsvraag
B
Samenvattingsvraag
C
Citeervraag
D
Beweringenvraag

Slide 20 - Quiz

Om te onthouden
- Eerst lees je globaal, daarna nauwkeurig. 
- Veel belangrijke info kan vaak gevonden worden in de eerste en laatste zin van de alinea. 
- De vraag kan op heel veel verschillende manieren gesteld worden maar altijd met hetzelfde doel. 

Slide 21 - Slide

Wat voor vraag zien we hier rechts?
A
Samenvattingsvraag
B
Beweringenvraag
C
Combinatievraag
D
Lang- antwoordvraag

Slide 22 - Quiz

Om te onthouden
- Start met globaal lezen. Activeer je voorkennis!
- Markeer woorden die je tegenkomt in je antwoordmogelijkheden en in de tekst.

Slide 23 - Slide

Welke vraag zien we?
A
Beweringenvraag
B
Kort- antwoordvraag
C
Gatenvraag
D
Functievraag

Slide 24 - Quiz

Om te onthouden
- Alinea's komen vaak voor in paren waarbij de ene alinea een functie bij de ander heeft. Voorbeeld: Alinea 1 beschrijft een probleem en alinea 2 geef oplossingen voor dit probleem. 
- Er hoeft niet alleen naar een functie van een alinea te worden gevraagd, maar ook naar de functie tussen bijvoorbeeld 2 zinnen. 

Slide 25 - Slide

Wanneer is een examenvraag echt moeilijk voor jou?

Slide 26 - Mind map

Vind je de vraag hiernaast moeilijk?
A
Ja
B
Nee

Slide 27 - Quiz

Wat willen ze hiernaast van je weten?
A
Wat de woorden tussen haakjes betekenen
B
Wat de functie is van de woorden tussen haakjes
C
Waar de woorden tussen naar haakjes verwijzen
D
Hoe in alinea 4 over deze woorden wordt gesproken

Slide 28 - Quiz

Wat voor vraag zien we?
A
Lang- antwoordvraag
B
Kort- antwoordvraag
C
Citeervraag
D
Samenvattingsvraag

Slide 29 - Quiz

Wat willen ze van je weten bij deze vraag?

Slide 30 - Mind map

Wat voor vraag zien we?
A
Samenvattingsvraag
B
Citeervraag
C
Functievraag
D
Inhoudsvraag

Slide 31 - Quiz

Met de kennis die je nu hebt, denk je dat je dan een examen voldoende kunt afronden?

Slide 32 - Mind map