Ik ervoor, je of jij achter de persoonsvorm: ik- vorm
Bijvoorbeeld het werkwoord 'worden':
=> ik word / word je / word jij (hele ww -/- -en)
Bij: hij/zij/jij/het: ik-vorm + t
=> hij wordt, zij wordt, jij wordt, het wordt
In het meervoud: hele werkwoord
=> wij/zij/jullie worden