1 november 2021 - les 1

Welkom!
timer
1:00
  • Jas in het kluisje.
  • oortjes en telefoon uit en uit het zicht.
  • laptop gesloten op tafel
  • jouw aandacht gericht op mij.
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom!
timer
1:00
  • Jas in het kluisje.
  • oortjes en telefoon uit en uit het zicht.
  • laptop gesloten op tafel
  • jouw aandacht gericht op mij.

Slide 1 - Slide

Tijdens de lessen Nederlands

wil ik dat je ... 
  1. luistert als ik praat
  2. luistert naar elkaar
  3. je spullen meeneemt
  4. je zo gedraagt dat je de lesstof meekrijgt
  5. je respectvol gedraagt naar je klasgenoten en mij.

Slide 2 - Slide

Wat mogen jullie van mij verwachten?
1. ik zal naar jou luisteren als jij ook naar mij luistert.
2. ik zal zorgen dat je tijdens de les kan leren.
3. ik zal zorgen dat je je tijdens de lessen veilig voelt.

Slide 3 - Slide

Hoe was jullie vakantie?

Slide 4 - Slide

Aan eind van deze les...
... weet ik wat het verschil is tussen sterke en zwakke werkwoorden.
... weet ik hoe ik werkwoorden in de verleden tijd schrijf.

Slide 5 - Slide

Wat zijn werkwoorden?

Slide 6 - Mind map

Wat is de stam van het werkwoord:
gaan?

Slide 7 - Open question

Wat is de stam van het werkwoord
vinden?

Slide 8 - Open question

Hoe vind ik de persoonsvorm in een zin?

Slide 9 - Open question

Wat is in deze zin de persoonsvorm?

Ik heb een heerlijke vakantie gehad.
A
ik
B
heb
C
gehad
D
vakantie

Slide 10 - Quiz

Wat is in deze zin de persoonsvorm?

Is hij alleen naar huis gegaan?
A
hij
B
gegaan
C
is
D
naar

Slide 11 - Quiz

Waarom schrijf ik in deze zin kochten en niet kocht?

Nigel en Fanancio kochten een broodje.

Slide 12 - Open question

Wat voor soort werkwoord is
kopen-kochten?
A
een sterk werkwoord
B
een zwak werkwoord

Slide 13 - Quiz

Als we werkwoorden moeten spellen in de verleden tijd...
Pak jouw schema er bij en kijk mee. 

1. Kijk ik of het werkwoord de persoonsvorm is (door de tijd of het onderwerp te veranderen > de persoonsvorm verandert ook).

2. Luister ik of het een sterk of zwak werkwoord is.
Als het een sterk werkwoord is > schrijf ik op wat ik hoor.







Slide 14 - Slide

Als het een zwak werkwoord is:
3. Schrijf ik de stam op (de ik-vorm).

4. Kijk ik naar de laatste letter van de stam. 
-> zit de letter wél in t'ex-kofschip = +te(n)
-> zit de letter NIET in t'ex-kofschip = +de(n)

5. Ik kijk naar het onderwerp > is het er één of zijn het er meer?
Zijn het er meer dan voeg ik een n aan het eind toe.

Slide 15 - Slide

Wat is de juiste spelling van het werkwoord tussen haakjes?

Hij (vertonen) vreemd gedrag gisteren.

Slide 16 - Open question

Aan de slag!
Wat?
Maak opdracht 2 (blz. 91) en 3 (blz. 92) over sterke werkwoorden.
Maak opdracht 1 en 2 (blz. 94) over de verleden tijd van werkwoorden.

Hoe?
De eerste 5 minuten alleen en in stilte.
Nadat de timer afgelopen is, mag je zacht overleggen met je buurman/vrouw.

Vragen? Kom naar mij toe. 
En daarna? Aantal vragen bespreken.

Klaar? Vraag aan mij wat je kan doen.
timer
5:00
timer
15:00

Slide 17 - Slide

Checken of de leerdoelen behaald zijn
Pak je laptop er bij en start lessonup.app op.
Vul de code in. 
Pak jouw werkblad er bij en vul in wat je geantwoord hebt.

Slide 18 - Slide

Noem een sterk werkwoord

Slide 19 - Mind map

Wat is het verschil tussen een sterk en een zwak werkwoord?
A
een sterk werkwoord krijgt een t op het einde.
B
een sterk werkwoord verandert niet van klank in de verleden tijd.
C
een sterk werkwoord verandert van klank in de verleden tijd.
D
een sterk werkwoord krijgt een d op het einde.

Slide 20 - Quiz

Wat is de tegenwoordige tijd van het sterke werkwoord:
droeg

Slide 21 - Open question

Hoe schrijf ik het werkwoord tussen haakjes?

(Rijden) ... je tante gisteren in een BMW?

Slide 22 - Open question

Hoe schrijf ik het werkwoord tussen haakjes?

De sterren (stralen) .... gisteren als nooit tevoren.

Slide 23 - Open question

Geef jezelf een score op de volgende leerdoelen

... weet ik wat het verschil is tussen sterke en zwakke werkwoorden.
... weet ik hoe ik werkwoorden in de verleden tijd schrijf.

Slide 24 - Slide

Geef jezelf een cijfer: leerdoel 1 (Ik weet wat het verschil is tussen sterke en zwakke werkwoorden)

beheers ik... 1 (onvoldoende), 2 (voldoende) 3, (goed).

Slide 25 - Open question

Geef jezelf een cijfer: leerdoel 2 (Ik weet hoe ik werkwoorden in de verleden tijd schrijf)

beheers ik... 1 (onvoldoende), 2 (voldoende) 3, (goed).

Slide 26 - Open question