Always, never

1 / 11
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Woordvolgorde: always & never
always =
never =
often =
sometimes =
usually =

Deze geven aan hoe vaak iets gebeurt.

Slide 2 - Slide

Woordvolgorde
I am always very late.
He is never early for school.
We are often at the supermarket.

Bij am/is/are, waar staat dan de bepaling van tijd?

Slide 3 - Slide

Woordvolgorde
Bij am/is/are staan deze woorden NA het werkwoord.

In een zin zonder am/is/are staan deze woorden VOOR het werkwoord.

I often go to the zoo.
We sometimes see bunnies in our garden.

Slide 4 - Slide

Waar moet het woord 'always'?

I ..1... go ..2.. to school by bike.
A
1
B
2

Slide 5 - Quiz

Waar moet het woord 'never'?

I ..1.. am ..2.. angry.
A
1
B
2

Slide 6 - Quiz

Waar moet het woord 'often'?

Jason ..1.. walks ..2.. his dog.
A
1
B
2

Slide 7 - Quiz

Always betekent
A
nooit
B
altijd
C
soms
D
vaak

Slide 8 - Quiz

Often betekent
A
nooit
B
altijd
C
soms
D
vaak

Slide 9 - Quiz

Maak je eigen voorbeeldzin en gebruik always, never, often, sometimes

Slide 10 - Open question

Wat is er nog onduidelijk?

Slide 11 - Mind map