Ontdek het verschil tussen Duitse persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden

Ontdek het verschil tussen Duitse persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden
1 / 19
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Ontdek het verschil tussen Duitse persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoel
Aan het einde van deze les kun je aangeven wat het verschil is tussen de Duitse persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden.

Slide 2 - Slide

Vertel de leerlingen wat ze aan het einde van de les zullen kunnen en waarom het belangrijk is om dit te weten.
Wat weet je al over de Duitse persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden?

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

Persoonlijke voornaamwoorden
Persoonlijke voornaamwoorden in het Duits zijn ich, du, er/sie/es, wir, ihr, sie.

Slide 4 - Slide

Laat de leerlingen de persoonlijke voornaamwoorden opschrijven en herhalen.
Bezittelijke voornaamwoorden
Bezittelijke voornaamwoorden in het Duits zijn mein, dein, sein, ihr, unser, euer, ihr.

Slide 5 - Slide

Laat de leerlingen de bezittelijke voornaamwoorden opschrijven en herhalen.
Verschil persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden
Het verschil tussen persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden is dat persoonlijke voornaamwoorden verwijzen naar personen en bezittelijke voornaamwoorden verwijzen naar bezit.

Slide 6 - Slide

Leg het verschil tussen de twee soorten voornaamwoorden uit en geef voorbeelden.
Voorbeelden
Ich bin müde. / Das ist dein Buch.

Slide 7 - Slide

Geef voorbeelden van zinnen met persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden en laat de leerlingen deze vertalen.
Oefening 1
Vertaal de volgende zinnen naar het Duits:
1. Ik ben blij.
2. Dat is mijn huis.
3. Jij bent slim.

Slide 8 - Slide

Geef de leerlingen de tijd om de oefening te maken en bespreek daarna de antwoorden.
Antwoorden oefening 1
1. Ich bin glücklich.
2. Das ist mein Haus.
3. Du bist klug.

Slide 9 - Slide

Laat de leerlingen hun antwoorden vergelijken met de juiste antwoorden en bespreek eventuele fouten.
Oefening 2
Vul de ontbrekende persoonlijke of bezittelijke voornaamwoorden in:
1. ___ bin müde.
2. Das ist ___ Buch.
3. ___ seid nett.

Slide 10 - Slide

Geef de leerlingen de tijd om de oefening te maken en bespreek daarna de antwoorden.
Antwoorden oefening 2
1. Ich bin müde.
2. Das ist dein Buch.
3. Ihr seid nett.

Slide 11 - Slide

Laat de leerlingen hun antwoorden vergelijken met de juiste antwoorden en bespreek eventuele fouten.
Meer oefenen
Ga naar deze website voor meer oefeningen: www.german.net/exercises

Slide 12 - Slide

Geef de leerlingen de mogelijkheid om meer te oefenen en laat ze de website opschrijven.
Quiz
Doe de quiz om te testen wat je hebt geleerd:
www.quizlet.com/123456

Slide 13 - Slide

Laat de leerlingen de quiz maken en bespreek daarna de antwoorden.
Herhaling
Persoonlijke voornaamwoorden verwijzen naar personen. Bezittelijke voornaamwoorden verwijzen naar bezit.

Slide 14 - Slide

Herhaal de belangrijkste punten van de les.
Vragen?
Zijn er nog vragen?

Slide 15 - Slide

Geef de leerlingen de mogelijkheid om vragen te stellen en beantwoord deze zo goed mogelijk.
Einde
Bedankt voor het meedoen!

Slide 16 - Slide

Sluit de les af met een bedankje en eventueel huiswerkopdrachten.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 17 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 18 - Open question

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 19 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.