Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord

§1: Herhaling leerjaar 1
§3: Voegwoorden herkennen
§5: Persoonlijk en bezittelijk vnw
Voordat we beginnen:
2T
GRAMMATICA
WOORDSOORTEN
timer
10:00
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

§1: Herhaling leerjaar 1
§3: Voegwoorden herkennen
§5: Persoonlijk en bezittelijk vnw
Voordat we beginnen:
2T
GRAMMATICA
WOORDSOORTEN
timer
10:00

Slide 1 - Slide

Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord
  • Wie wil vanavond met mij en mijn twee broertjes naar de film?


  • Zij willen jouw sleutels, maar die zijn van jou en niet van hen.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Link

Doelen
Aan het einde van de les:
- Weet je wat voornaamwoorden zijn;
- Weet je wat een persoonlijk voornaamwoord is;
- Weet je wat een bezittelijk voornaamwoord is.

Slide 4 - Slide

Voornaamwoorden
Voornaamwoorden zijn woorden die verwijzen naar personen, dieren en dingen.

We leren vandaag twee verschillende:
- Persoonlijk voornaamwoord
- Bezittelijk voornaamwoord

Slide 5 - Slide

Persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw)
Een persoonlijk voornaamwoord duidt een persoon, dier of ding aan. 

Ze gaat naar de tandarts.
Hij is nogal lui.
Zij zijn een dagje bij ons.
Deze vulpen is van mij.

Slide 6 - Slide

Het persoonlijk voornaamwoord

ik, mij, me
jij, je, jou
hij, hem
zij, haar
u
het
Het persoonlijk voornaamwoord

wij, we, ons
jullie
zij, ze
hen, hun

Slide 7 - Slide

Let op!
Het woordje 'het' is een persoonlijk voornaamwoord als het niet voor een zn staat, maar zelfstandig in de zin voorkomt. Het is dan een ding of zaak (iets).

Ik geef het cadeau aan haar.
Ik geef het aan haar.

In de tweede zin is het een persoonlijk voornaamwoord, het is dan iets, het is een apart zinsdeel en er staat geen lw achter.

Slide 8 - Slide

Bezittelijk voornaamwoord (bez.vnw)
Een persoonlijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is (bezit)

Haar moeder.
Jouw nieuwe tas.
Onze vrienden.
Dit is mijn vulpen.

Slide 9 - Slide

Het bezittelijk voornaamwoord

mijn
jouw, je
zijn
haar
uw
Het bezittelijk voornaamwoord

onze, ons
jullie
hun

Slide 10 - Slide

Let op!
Bij de woorden 'hun' , 'jullie' en 'ons' moet je goed kijken of het persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord is.

Ik geef hun een cadeau.                         pers.vnw
Het is namelijk hun jubileum.              bez.vnw

Wie wil ons huis kopen?
Zij willen het huis van ons overnemen.

Slide 11 - Slide

Wat is het persoonlijk voornaamwoord in deze zin:
Ik kijk televisie met mijn broertje.
A
ik
B
mijn
C
televisie
D
broertje

Slide 12 - Quiz

Wat is het persoonlijk voornaamwoord in deze zin:
Zij geeft mij altijd complimentjes.
A
zij
B
mij
C
zij én mij
D
altijd

Slide 13 - Quiz

Wat is het persoonlijk voornaamwoord in deze zin:
Ik geef het op.
A
ik
B
het
C
ik én het
D
op

Slide 14 - Quiz

Is het een lidwoord of een persoonlijk voornaamwoord in de volgende zin:
Ik wacht het nog even af.
A
lidwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
C
geen van beide
D
allebei

Slide 15 - Quiz

Is 'ons' persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord:
Zij kijkt ons indringend aan.
A
pers.vnw
B
bez.vnw
C
geen van beide
D
allebei

Slide 16 - Quiz

Is 'ons' persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord:
Ons idee is om een taart te bakken.
A
pers.vnw
B
bez.vnw
C
geen van beide
D
allebei

Slide 17 - Quiz

Aan de slag
Blz. 206
Maak opdracht 1 t/m 5 in je schrift!


Klaar?
- De brug meestromen §3: Voegwoorden herkennen
- De brug meestromen §5: Persoonlijk en bezittelijk vnw





Slide 18 - Slide