This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 15 min
Items in this lesson
- We bespreken de werkwoorden en
werkwoordsvormen;
- het werkwoordelijkgezegde vinden.
- Jullie oefenen met deze theorie
Wat gaan we doen?
Slide 1 - Slide
Je leert tijdens de les de volgende woordsoorten en zinsdelen in een zin herkennen en benoemen:
werkwoord en werkwoordsvormen
werkwoordelijk gezegde
Leerdoel
Slide 2 - Slide
De werkwoordsvormen
de persoonsvorm is een werkwoordsvorm die verandert als je de zin in een andere tijd zet.
voorbeeld:
De klas leertmet Blooket. Sommige leerlingen kregenstraf.
De klas leerdemet Blooket. Sommige leerlingen krijgenstraf.
leert verandert in leerde en is dus de persoonsvorm;
kregen verandert in krijgen en is dus ook de pv.
Slide 3 - Slide
De infinitief
De infinitief is het hele werkwoord, dat niet verandert als je de zin verandert van tijd.
Deze vorm staat in het woordenboek (fluisterde zoek je op bij fluisteren).
Voorbeeld:
zij hebbenveel huiswerk moeten maken.
Zij haddenveel huiswerk moeten maken.
hebben verandert in hadden en is dus de persoonsvorm (het lijkt op een infinitief, maar het is een persoonsvorm)
moeten en maken zijn hele werkwoorden die niet veranderen. Deze zijn beide een infinitief.
Slide 4 - Slide
Het voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord geeft aan dat een handeling is afgerond.
Ik heb gefietst (het fietsen is voorbij).
Zij waren verdwaald (dat verdwalen is achter de rug)
Het voltooid deelwoord heeft een ander werkwoord nodig.
Zij isgisteren geopereerd.
Onze opdrachten wordenuitgelegd.
Slide 5 - Slide
persoonsvorm
infinitief
voltooid deelwoord
Ik ben vorige week verhuisd.
Het gebeurt vandaag nog.
Zij willen morgen uitgaan.
Wij gaan ons huiswerk maken.
Dat hij dat overleefd heeft.
Hebben zij dat product ontwikkeld?
Slide 6 - Drag question
Persoonsvorm herkennen
Als je een zin ontleedt, zoek je altijd als eerste de persoonsvorm.
Staat er één werkwoord in de zin, dan is dat de persoonsvorm.
Staan er meer werkwoorden in de zin, dan kun je twee manieren gebruiken om de persoonsvorm te vinden: de tijdproef en de getalproef.
tijdproef:
Zet de zin in een andere tijd; het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm.
getalproef:
Je vindt de persoonsvorm door de zin in het enkelvoud of meervoud te zetten. Als je het onderwerp van getal verandert, verandert de pv mee.
Slide 7 - Slide
Tijdproef en getalproef
tijdproef:
Pablo signaleert een fout in de opgave. tegenwoordige tijd
Pablo signaleerde een fout in de opgave. verleden tijd
signaleert is de persoonsvorm
getalproef:
Een ijsbeerleeft op het ijs. onderwerp enkelvoud
IJsberenleven op het ijs. onderwerp meervoud
leeft is de persoonsvorm want die moet ook veranderen naar het meervoud.
Slide 8 - Slide
Noteer de persoonsvorm in de volgende zin.
Wij zullen dit probleem zo snel mogelijk oplossen.
Slide 9 - Open question
Noteer de persoonsvorm in de volgende zin.
De monteur repareert de kapotte verwarmingsketel.
Slide 10 - Open question
Noteer de persoonsvorm in de volgende zin.
Wat knap, dat je de fout ontdekt hebt.
Slide 11 - Open question
Neem de volgende zin over en zet de zin in een andere tijd. Onderstreep de persoonsvorm.
De leerlingen moeten regelmatig veel studeren.
Slide 12 - Open question
Neem de volgende zin over en zet het onderwerp van de zin in het enkelvoud. Onderstreep de persoonsvorm.
De leerlingen moeten deze week veel studeren.
Slide 13 - Open question
Het werkwoordelijk gezegde (wwg)
Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit een of meer werkwoorden.
Hoe vind je het werkwoordelijk gezegde?
Zoek eerst de persoonsvorm met de tijdproef of getalproef.
Zoek dan de andere werkwoordsvormen en schrijf die achter de persoonsvorm. Soms staat er te voor de infinitief. Dit woord hoort dan ook bij het werkwoordelijk gezegde.
De medewerker vraagt mij de microscoop te pakken.
wwg: vraagt te pakken.
Slide 14 - Slide
Het scheidbaar samengesteld werkwoord
De persoonsvorm van sommige werkwoorden kan gescheiden voorkomen in de zin. Deze werkwoorden noemen we scheidbaar samengestelde werkwoorden.
Indy schrijft het juiste antwoord op.
schrijft op is één werkwoord. Het komt van het werkwoord: opschrijven.
schrijft op is de persoonsvorm en het werkwoordelijk gezegde in deze zin.
Binnenkort lezen we ons tweede boek uit. (uitlezen)
Slide 15 - Slide
In welke zin staat het werkwoordelijk gezegde in hoofdletters?