3 Herhaling

3 Herhaling
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

3 Herhaling

Slide 1 - Slide

Programma
-Nakijken + controleren huiswerk
10 min
-Herhalen hoofdstuk 3
10 min
-Klassikaal oefenen
10 min
-Zelfstandig oefenen
45 min

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
Wat behandelen we vandaag?


  • Je weet alles van hoofdstuk 3.
  • Je weet wat je moet leren voor TW3.
  • Je weet waar je de stof kan vinden wat je moet leren voor TW3. 

Slide 3 - Slide

Huiswerk controleren + nakijken
Open je schrift. 
Ga naar Google Classroom. 
In de map "Nederlands h1t" vind je een kopje met "Antwoorden". 
Daarin staan de antwoorden van 3f.
Kijk je gemaakte opdrachten na. 


Slide 4 - Slide

Nederlands behoort tot de volgende taalfamilie:
A
Romaans
B
Slavisch
C
Germaans
D
Indo-Iraans

Slide 5 - Quiz

Andere talen uit de Germaanse taalfamilie zijn:
A
Duits, Spaans, Engels
B
Engels, Frans, Duits
C
Noors, Duits, Russisch
D
Duits, Noors, Engels

Slide 6 - Quiz

De wortels van onze taal

Sjwa --> de stomme e
Naamvallen --> in welke vorm iets geschreven staat. 
Taalfamilie --> als twee of meer talen aan elkaar verwant zijn, behoren ze tot dezelfde taalfamilie. 

Slide 7 - Slide

Wat zet je in een samenvatting?
A
Hoofdzaken
B
Bijzaken
C
Hoofdzaken en bijzaken
D
Huh?

Slide 8 - Quiz

Wat is het stappenplan voor het maken van een samenvatting?

Slide 9 - Open question

Samenvatten
Informatie onthouden of overnemen. 
Meerdere vormen --> uitgeschreven tekst, steekwoorden, schema, afbeelding etc. Afhankelijk van persoonlijke voorkeur en doel.
Hoofdzaken en bijzaken. 
Aanpak:
  1. Intensief en geconcentreerd hele tekst lezen;
  2. Letten op signaalwoorden (eventueel markeren);
  3. Hoofdzaken bij elkaar zetten;
  4. Controleren.

Slide 10 - Slide

Welke voordelen heeft het maken van aantekeningen?

Slide 11 - Open question

Aantekeningen maken
Voordelen:
  • Je bent actiever betrokken (luisteren, meedenken, schrijven);
  • Je kunt je beter concentreren;
  • Je gebruikt meer zintuigen en daardoor onthoud je het beter;
  • Je kunt de aantekeningen op een later moment in je eigen tempo doorlezen;
  • Je kunt de informatie later beter reproduceren dankzij de vier voordelen hierboven.

Slide 12 - Slide

Hoe maak je aantekeningen?

Slide 13 - Open question

Aantekeningen maken
Noteer alleen hoofdzaken en onderstreep belangrijke woorden en begrippen. 
Noteer het onderwerp en tussenkopjes.
Gebruik opsommingstekens/streepjes/nummers. Neem schema's en tabellen over. 
Nieuwe punten op nieuwe regels en gebruik witregels. 
Maak ze compact en gebruik afkortingen en tekens:

Slide 14 - Slide

Hebban olla vogala

Hebban olla vogala nestas hagunnan, hinase hic enda thu. Wat unbidan we nu?


De eerste Nederlandse zin, omstreeks 1100. Ontdekt in 1932. Geschreven door een monnik die, voordat hij verder ging met het kopiëren van Latijnse teksten, even zijn ganzenveer uitprobeerde. 

Slide 15 - Slide

Woordenschat

ervaren - nauwelijks - ontstaan - ontwikkelen - de periode - de psalm - specifiek - de taalkundige - verwant - voortdurend - aldus - beproeving - expert - moraal - onderscheid - overkoepelend - schema - slogan - steekwoord - tot overmaat van ramp - bondgenootschap - compact - inclusief - inkorten - noteren - reproduceren - teken - tendens - volzin - wapenwedloop - anoniem - canon - dialect - hoogtepunt - modern - monnik - omstreeks - perkament - refrein - taalgebruik - aankunnen - autobiografie - behoefte - bovendien - brainstorm - complex - documenteren - dossier - realistisch - uitwisselen. 

Slide 16 - Slide

Schrijfopdracht
Schrijf een verhaal. Elke keer als ik een woord van hoofdstuk 2 noem, verwerk je deze in je verhaal. Je verhaal begint met de zin "Op school ....."
Wees creatief!

Slide 17 - Slide

Twintig vragen
Ik vraag iemand om voor de klas te komen staan en vraag hem of haar een woord van hoofdstuk 2 in gedachten te nemen.
De klas mag vervolgens in maximaal twintig vragen erachter proberen te komen om welk woord het gaat. Maar pas op, er mag alleen met ‘ja’ en ‘nee’ geantwoord worden.  Lukt het? Dan heeft de klas gewonnen. Toch niet? Dan heeft de leerling voor de klas glansrijk gewonnen.

We spelen eerlijk en steken ons hand op als we een vraag willen stellen. 

Slide 18 - Slide

Oefeningen
Wie?
Zelfstandig.
Wat?
Hoofdstuk 3 alle niet gemaakte opdrachten / drilsteroefeningen. 
Hoe?
Oefenboek hoofdstuk 3.
Handboek hoofdstuk 3. 
Hulp?
Docent.
Tijd?
Tot 11.10.
Uitkomst?
Je beheerst de leerdoelen.
Klaar?
Huiswerk volgende week, zie Magister/Studiewijzer. 

Slide 19 - Slide

Welke leerdoelen beheers je nu?
Deze leerdoelen beheers ik nu al
Deze leerdoelen beheers ik nog niet. Dus ga ik hier nog mee verder oefenen/lezen. Anders vraag ik hulp aan de docent.
Je weet alles van hoofdstuk 3.


Je weet wat je moet leren voor TW3.

Je weet waar je de stof kan vinden wat je moet leren voor TW3. 


Slide 20 - Drag question