les 6 thema 4 hv1a (vr) vervalt wegens sint..

Welkom
Mobiel uitzetten en in de tas doen.
Rustig op je eigen plek gaan zitten.
Je laptop opstarten en inloggen bij lessonup.
Daarna je laptop omdraaien met het beeld naar mij.
Als de timer op 0 staat start de uitleg en zit je klaar.

timer
1:00
1 / 28
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom
Mobiel uitzetten en in de tas doen.
Rustig op je eigen plek gaan zitten.
Je laptop opstarten en inloggen bij lessonup.
Daarna je laptop omdraaien met het beeld naar mij.
Als de timer op 0 staat start de uitleg en zit je klaar.

timer
1:00

Slide 1 - Slide

Deze les
Terugblik doelen vorige les.   
Video skelet.   
Opdrachten maken.   
Afsluiten; wat heb je deze les geleerd? 

Slide 2 - Slide

De leerdoelen van deze week: 
-Je kunt de beenverbindingen beschrijven.
-Je kunt de bouw van een gewricht beschrijven.
-Je kunt de werking van een kogelgewricht, een scharniergewricht en een rolgewricht beschrijven.
-Je kunt de werking van spieren beschrijven.
-Je kunt voorbeelden noemen van bewuste en onbewuste spierbewegingen.


Slide 3 - Slide

Wat weet je nog/al?
11 vragen over de vorige leerdoelen.

Slide 4 - Slide

Onze botten zijn verbonden met elkaar door..
A
Kraakbeen
B
Gewrichten
C
Zowel kraakbeen als gewrichten
D
Alles is onjuist

Slide 5 - Quiz

Sommige gewrichten hebben ___________ voor extra stevigheid.
A
gewrichtssmeer
B
gewrichtskapsel
C
gewrichtsbanden
D
kraakbeenlaagje

Slide 6 - Quiz

Hoe zitten de ribben vast aan het borstbeen?
A
kraakbeen
B
gewrichten
C
vergroeid
D
naden

Slide 7 - Quiz

Met welke beenverbinding is er geen beweging mogelijk?
A
Kraakbeenverbindingen
B
Naadverbindingen
C
Gewrichten
D
Met alle verbindingen kan je bewegen.

Slide 8 - Quiz

je ziet hiernaast drie soorten gewrichten getekend. Wat is het juiste antwoord?
A
A = rolgewricht B= een scharniergewricht C = Kogelgewricht
B
A = een scharniergewricht B= Kogelgewricht C = rolgewricht
C
A = Kogelgewricht B= een scharniergewricht C = rolgewricht
D
A = Kogelgewricht B= een rolgewricht C = scharniergewricht

Slide 9 - Quiz

Welke beenverbindingen zie je in de schedel?
A
naadverbinding en vergroeiiing
B
vergroeiing en gewricht
C
gewricht en kraakbeenverbinding
D
naadverbinding en gewricht

Slide 10 - Quiz

Dit been noemen we...................
A
dijbeen
B
scheenbeen
C
kuitbeen
D
spaakbeen

Slide 11 - Quiz

Wat is dit?
A
Ellepijp
B
Spaakbeen
C
Opperarmbeen
D
Handwortelbeentjes

Slide 12 - Quiz

Dit been noemen we.........
A
dijbeen
B
spaakbeen
C
ellepijp
D
opperarmbeen

Slide 13 - Quiz

Welk bot is hier gebroken
A
Schouderblad
B
Spaakbeen
C
Een rib
D
Sleutelbeen

Slide 14 - Quiz

rolgewricht is een verbinding tussen
A
spaakbeen en ellepijp
B
ellepijp en opperarmbeen
C
dijbeen en scheenbeen
D
borstbeen en rib

Slide 15 - Quiz

-Je kunt de werking van spieren beschrijven. 
Een spier kan zichzelf alleen korter maken. (denk aan een elastiekje).
Er is dus iets anders nodig om de spier weer uit te rekken.

Antagonisten.

Slide 16 - Slide

-Je kunt voorbeelden noemen van bewuste en onbewuste spierbewegingen. 
Twee soorten spieren:
Spieren die met pezen aan je beenderen vast zitten, dit zijn spieren die je "bewust" beweegt. 
(Nodig om je te bewegen, iets te pakken etc.).

En spieren die in en om je organen zitten (Hart, maag, slokdarm, haarspiertjes). Deze doen hun werk zonder dat je je daar bewust van hoeft te zijn (over hoeft na te denken).

Slide 17 - Slide

timer
10:00
Leerdoelen:
Je kunt de beenverbindingen beschrijven.
-Je kunt de bouw van een gewricht beschrijven.
-Je kunt de werking van een kogelgewricht, een scharniergewricht en een rolgewricht beschrijven.
-Je kunt de werking van spieren beschrijven.
-Je kunt voorbeelden noemen van bewuste en onbewuste spierbewegingen.


Kun je bereiken door:
-Te lezen / bestuderen de tekst van B3 en B4
-Te maken: B3 (4.3)  en B4 (4.4)  
-De antwoorden van de opdrachten serieus te controleren.   
-Je kennis van de leerdoelen te toetsen met de flitskaarten en de test je zelf.
Eerst 10 minuten zelf in stilte,
daarna mag je overleggen. 
Na afloop nog een paar (7) vragen via lessonup.

Slide 18 - Slide

Afsluiting.
Wat nog niet af is van de studiewijzer van deze week is huiswerk voor de 1e les van volgende week. (Dinsdag)

We maken een kort oefentoetsje met 7 vragen om te kijken wat je hebt geleerd deze les.

Slide 20 - Slide

Waar zitten pezen?
A
Tussen 2 gewrichten
B
Tussen botten en spieren
C
Tussen gewrichten en spieren
D
Tussen 2 spieren

Slide 21 - Quiz

Wat is zijn antagonisten, kies het beste antwoord.
A
Spieren die een tegengestelde beweging mogelijk maken
B
Spieren die jouw arm bewegen.
C
Spieren die altijd doorwerken
D
Spieren die verkrampen

Slide 22 - Quiz


Welke beweging is in de elleboog mogelijk als je het bot bij het pijltje beweegt:
A
een draaiende beweging
B
buigende en strekkende beweging
C
een rolbeweging
D
er is geen beweging mogelijk

Slide 23 - Quiz

Het skelet bestaat uit twee typen botten: platte beenderen en pijpbeenderen.
Met de proefopstelling hiernaast kun je een eigenschap van de platte beenderen en pijpbeenderen onderzoeken.
Welke onderzoeksvraag over de botten in je lichaam kun je met de opstelling onderzoeken?

A
Welke botten zijn dikker: platte beenderen of pijpbeenderen?
B
Waarom zitten er platte beenderen en pijpbeenderen in het lichaam?
C
Welke vorm is sterker: een buisvorm of een platte vorm?
D
Zijn pijpbeenderen betere botten dan platte beenderen?

Slide 24 - Quiz


In de afbeelding zijn de beenderen en enkele spieren in de achterpoot van een kikker getekend. Als een kikker opspringt, strekt hij zijn achterpoten.
Welke spieren trekken zich dan samen?
A
1 en 2
B
1 en 3
C
3 en 2
D
2 en 4

Slide 25 - Quiz

Welke twee spieren zijn een antagonistisch paar?
A
rugspier en de voorste dijspier
B
dijspier en de scheenbeen spier
C
buikspier en de rugspier
D
rugspier en de dijspier

Slide 26 - Quiz


Op de afbeelding zie je schematische tekening van een arm.
Wat gebeurt er met de onderdelen P en Q als de onderarm wordt opgetild?
A
P wordt korter en dikker Q wordt verandert niet
B
Q wordt korter en dikker P verandert niet
C
P wordt lang en smaller Q verandert niet
D
Q wordt lang en smaller P verandert niet

Slide 27 - Quiz


In je agenda gezet wat je gaat of moet doen?
  

Pak dan je tas in en wacht nog even rustig op je eigen plek tot het tijd is.


Laat je plek netjes achter, schuif je stoel aan en vergeet je mobiel niet.

Slide 28 - Slide