Lees de info, maak daarna de opdrachten (NIET op de uitgedeelde papieren schrijven!!)
Klaar? Bestudeer blz 114
1 / 37
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6
This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Startopdracht: epigenetica
Lees de info, maak daarna de opdrachten (NIET op de uitgedeelde papieren schrijven!!)
Klaar? Bestudeer blz 114
Slide 1 - Slide
nakijken: opdracht epigenetica nakijken
Slide 2 - Slide
Wat weet je van eiwitten?
Slide 3 - Mind map
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Zet de organellen in de juiste volgorde van eiwitsynthese
A
Ribosoom - Celkern - Golgi - ER
B
ER - Golgi - Vacuole - Celkern
C
Celkern- Golgi - ER - Ribosoom
D
Celkern - Ribosoom - ER - Golgi
Slide 8 - Quiz
Wat is NIET WAAR over eiwitten?
A
Alle enzymen zijn eiwitten
B
Eiwitten zijn opgebouwd uit aminozuren
C
Qua naamgeving eindigen alle eiwitten op - ase
D
Proteïne is een ander woord voor eiwit
Slide 9 - Quiz
Biologen onderscheiden twee typen mutatie: somatische en erfelijke mutatie. Somatische mutatie komt alleen voor in lichaamscellen. De mutantgenen die daarbij ontstaan, kunnen dus verder voorkomen in alle cellen die door deling uit die lichaamscellen zijn ontstaan. Erfelijke mutatie vindt plaats in gameten of in cellen waaruit gameten ontstaan. De mutantgenen die daar het gevolg van zijn, kunnen van generatie op generatie worden doorgegeven. Een leerling leest de volgende bewering: "Mutatie is vaak het gevolg van fouten tijdens de verdubbeling van het DNA en soms het gevolg van fouten tijdens de kerndeling." Geldt deze bewering uitsluitend voor erfelijke mutatie, uitsluitend voor somatische mutatie of voor beide typen mutatie?
A
Deze bewering geldt uitsluitend voor erfelijke mutatie.
B
Deze bewering geldt uitsluitend voor somatische mutatie.
C
Deze bewering geldt zowel voor erfelijke als voor somatische mutatie.
D
Deze bewering geldt niet voor erfelijke en niet voor somatische mutatie.
Slide 10 - Quiz
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Slide
Het 'gebakken eitje'-effect
Slide 25 - Slide
Denaturatie van eiwitten
- Verbreken van de ruimtelijke structuur
- Biologische activiteit gaat verloren
- Veroorzaakt door bijv. temperatuur, pH, zoutconcentratie
- is een onomkeerbaar proces (gebakken ei)
ZIE BRON 5 BLZ. 118
Slide 26 - Slide
Een kind van twee gezonde ouders heeft een erfelijke aandoening. Het allel voor deze erfelijke aandoening moet dus aanwezig zijn bij de ouders. De ziekte is niet X-chromosomaal. Erft deze erfelijke ziekte dominant of recessief over of is dit niet te bepalen?
A
recessief
B
dominant
C
niet te bepalen
D
codominant
Slide 27 - Quiz
Een bepaald type doofheid bij mensen is erfelijk. In de bron is een familiestamboom weergegeven.
Hoe erft dit type doofheid over?
A
Dominant, X-chromosomaal
B
Dominant, Autosomaal
C
Recessief, X-chromosomaal
D
Recessief, Autosomaal
Slide 28 - Quiz
Maak opdracht 2 en 6 van blz. 119
Slide 29 - Slide
Weer even een stapje terug:
Maak de opdracht 'Aan en uitzetten van genen'
(is ook op de elo te vinden, voor de thuiswerkers)
- je mag samenwerken
- je mag fluisteren
- je mag je boek gebruiken om op te zoeken, maar liever je binas
KLAAR? Begin met 20.2!
Slide 30 - Slide
VERVOLG
Slide 31 - Slide
https:
Slide 32 - Link
Aan de slag
Huiswerk was: van 20.1 en 20.2
Zoek iemand uit de klas die in dezelfde maand jarig is als jij
Bespreek onderling het gemaakte huiswerk
Leg opgaven aan elkaar uit!
Controleer zo nodig m.b.v. antwoordboekje
Slide 33 - Slide
Welke organellen zijn betrokken bij de eiwitsynthese?
A
Onderdeel B
B
Onderdeel E
C
Onderdeel F
D
Onderdeel E en F
Slide 34 - Quiz
Pieter wil graag peultjes in zijn moestuin laten groeien. Zijn buren hebben al mooie peultjesplanten in de tuin. Hij neemt een peultje van de plant van zijn buren, haalt daar een zaad uit en stopt die in zijn eigen tuin in de grond. Na een tijdje groeit hier een peultjesplant uit. Door welke manier van voortplanting is de peultjesplant van Pieter ontstaan? En heeft zijn peultjesplant dezelfde erfelijke eigenschappen als die van zijn buren?
A
Geslachtelijke voortplanting; andere erfelijke eigenschappen.
B
Ongeslachtelijke voortplanting; andere erfelijke eigenschappen.
Bij de mens is de vorm van de oorlelletjes erfelijk bepaald. Er is een allel voor vastzittende en een allel voor loshangende oorlelletjes. Een man heeft loshangende oorlelletjes en is voor deze eigenschap heterozygoot. Drie cellen van de man zijn: 1. een cel in een oorlelletje 2. een cel in de wand van een gehoorgang 3. een spermacel In welke van deze cellen is zeker in de celkern het allel voor vastzittende oorlelletjes aanwezig, als mutaties worden uitgesloten?
A
in 1
B
in 1 en 2
C
in 1,2,3
D
in geen
Slide 36 - Quiz
Wat is de toetsstof voor het komende SE in november?