klas 2 H21.1

klas 2 - 21 februari
  • Even herhalen: H20 naamwoordelijk en werkwoordelijk gezegde H21: voornaamwoorden en telwoorden;
  • huiswerk nakijken opdr. 9 blz. 88
  • Aan de slag: opdracht 10 tot en met 12 blz. 88/89

Na de les kan ik de volgende zinsdelen en woordsoorten benoemen:
naamwoordelijk/werkwoordelijk gezegde, telwoorden, wederkerende/wederkerige voornaamwoorden, onbepaalde voornaamwoorden.
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

klas 2 - 21 februari
  • Even herhalen: H20 naamwoordelijk en werkwoordelijk gezegde H21: voornaamwoorden en telwoorden;
  • huiswerk nakijken opdr. 9 blz. 88
  • Aan de slag: opdracht 10 tot en met 12 blz. 88/89

Na de les kan ik de volgende zinsdelen en woordsoorten benoemen:
naamwoordelijk/werkwoordelijk gezegde, telwoorden, wederkerende/wederkerige voornaamwoorden, onbepaalde voornaamwoorden.

Slide 1 - Slide

Even herhalen
Maak een zin met een naamwoordelijk gezegde.
Maak een zin met een werkwoordelijk gezegde.

Slide 2 - Slide

voornaamwoorden
Wederkerend voornaamwoord (wvw):
verwijst naar het onderwerp van de zin: dit keert weder = dit komt terug.
Ik was me goed.
De rups rolt zich helemaal op.
Hij stelt zich heel erg aan.

Slide 3 - Slide

voornaamwoorden
wederkerig voornaamwoord: geeft aan dat twee personen een 'wederzijdse' handeling verrichten.

elkaar- mekander - elkander - mekaar
Zijn zoenen elkaar innig.
We houden elkaar stevig vast.

Slide 4 - Slide

voornaamwoorden
vragend voornaamwoord:
deze woordsoort vervangt een persoon of een ding en staat vaak vooraan in een vraagzin.
wie- wat- welke - wat voor een
Wie wil er weer naar school?
Welke broek vind jij het leukst?
Wat voor een telefoon heb jij gekocht?

Slide 5 - Slide

voornaamwoorden
onbepaald voornaamwoord: verwijst niet naar specifieke personen of zaken, maar is algemeen.
iemand - niemand - iets - niets- wat - ieder(een) - alle(s) - andere (n) - elk - sommige - verschillende - men - je - het
Gelukkig is er niemand door het ijs gezakt.
Heb je nog iets gekocht vanmiddag?
Ik doe alles om op tijd te komen.


Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Wat is het wederkerig/wederkerend voornaamwoord in deze zin:
ik denk dat je je vergist met die voorbarige conclusie
A
1e 'je' - wederkerend
B
2e 'je' - wederkerend
C
1e 'je' - wederkerig
D
2e 'je' - wederkerig

Slide 11 - Quiz

Wat is het wederkerig/wederkerend voornaamwoord in deze zin:
We zijn op de wereld om elkaar te helpen
A
we - wederkerend
B
elkaar - wederkerend
C
we - wederkerig
D
elkaar - wederkerig

Slide 12 - Quiz

Wat is het wederkerig/wederkerend voornaamwoord in deze zin:
Zij verheugt zich op haar komst
A
Zij - wederkerend
B
zich - wederkerend
C
Zij - wederkerig
D
zich - wederkerig

Slide 13 - Quiz

Wat is het wederkerig/wederkerend voornaamwoord in deze zin:
Geef mekaar een hug.
A
Mekaar - wederkerend
B
mekaar - wederkerig

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

welk telwoord is het?

eerste
A
onbepaald hoofdtelwoord
B
bepaald rangtelwoord
C
bepaald hoofdtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 20 - Quiz

welk telwoord is het?

zevende
A
onbepaald hoofdtelwoord
B
bepaald rangtelwoord
C
bepaald hoofdtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 21 - Quiz

welk telwoord is het?

laatste
A
onbepaald hoofdtelwoord
B
bepaald rangtelwoord
C
bepaald hoofdtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 22 - Quiz

Tweeduizend jaar geleden
A
bepaald hoofdtelwoord
B
bepaald rangtelwoord
C
onbepaald hoofdtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 23 - Quiz

welk telwoord?
verscheidene keren
A
bepaald hoofdtelwoord
B
bepaald rangtelwoord
C
onbepaald hoofdtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 24 - Quiz

welk telwoord?
beide fans
A
bepaald hoofdtelwoord
B
bepaald rangtelwoord
C
onbepaald hoofdtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 25 - Quiz

welk telwoord?
meerdere prijzen
A
bepaald hoofdtelwoord
B
bepaald rangtelwoord
C
onbepaald hoofdtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 26 - Quiz

Een telwoord kan een zelfstandig naamwoord woorden. Geef een voorbeeld in een zin.

Slide 27 - Open question