grammar

Unit 5

  • Will & shall  
  • many & much   
  • Trappen van vergelijken 
  • present simple & present continuous
1 / 41
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Unit 5

  • Will & shall  
  • many & much   
  • Trappen van vergelijken 
  • present simple & present continuous

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Link

Slide 3 - Link

Slide 4 - Link

Slide 5 - Link

Slide 6 - Link

Will
Will gebruik je om aan te geven dat iets in de toekomst gaat gebeuren. 

I will get a new TV soon.
 --->  
Ik zal binnenkort een nieuwe TV krijgen.

Slide 7 - Slide

Vormen
Je kan will op twee manieren schrijven:
  1. Lange vorm: Will
    He will close the window. It is cold.

  2. Korte vorm: 'll
    He'll close the window. It is cold.

Slide 8 - Slide

Ontkennende zinnen
  • Bij ontkennende zinnen zet je 'not' achter 'will', of gebruik de korte vorm: won't 

I will not help you.           --- OF ---         I won't help you.
The cat will not eat.        --- OF ---         The cat won't eat.
His car will not start.      --- OF ---         His car won't start.

Slide 9 - Slide

Vragende zinnen
Bij vragen zet je 'will' voor het onderwerp.

Will he see us again?

Bij vragen met 'I' en 'we' gebruik je 'shall' in plaats van 'will'.

Shall we go on a date?

Slide 10 - Slide

Which one should you use?

Many --> voor telbare woorden

Much --> voor ontelbare woorden


Slide 11 - Slide

VEEL
In bevestigende zinnen:
a lot of
                  
 I have a lot of friends.
We paid a lot of money for this.

A

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Mixed Tenses

Grammar subjects:
  • Present Simple vs Present Continuous

Slide 19 - Slide

Present simple
Bij de tegenwoordige tijd heb je in het Engels keuze uit twee tijden:
De present simple (tegenwoordige tijd)
De present continuous (duurvoorm)

Slide 20 - Slide

Present simple
Je gebruikt de present simple bij:
  • een feit
  • gewoonte (een handeling die je gewend bent uit te voeren)
  • iets dat regelmatig (niet) gebeurt. 

Slide 21 - Slide

Present simple
Je maakt de present simple door:
de shit regel
he/she/it ww+s
I hele werkwoord

Slide 22 - Slide

Welke zin is correct?

Gebruik de present simple
A
That dog walk in the park
B
That dog walks in the park

Slide 23 - Quiz

Welke zin is correct

gebruik de present simple
A
I walk in the park
B
I walks in the park

Slide 24 - Quiz

Welke zin is correct

gebruik de present simple
A
He walks in the park
B
He walk in de park

Slide 25 - Quiz

Present simple
He ..... (to call)
A
call
B
calls

Slide 26 - Quiz

Present simple
It ....... (to start) in 10 minutes.
A
start
B
starts

Slide 27 - Quiz

Present continuous
Als je wilt zeggen dat iets nu aan de gang is gebruik je de present continuous. 

Je maakt de present continuous door am/are/is + ww+ ing te doen. 

Slide 28 - Slide

Vul de juiste vorm van de present continuous in de zin:

It _________(rain) again this morning.
A
are raining
B
raining
C
is raining
D
rains

Slide 29 - Quiz

Vul de juiste vorm van de present continuous in de zin:

The sun _______(shine) all weekend!
A
shines
B
shining
C
are shining
D
is shining

Slide 30 - Quiz

Vul de juiste vorm van de present continuous in de zin:

It ________(hail) today.
A
hails
B
is hailing
C
hailing
D
are hailing

Slide 31 - Quiz

Vul de juiste vorm van de present continuous in de zin:

Look, it _______(snow)!
A
are snowing
B
snows
C
is snowing
D
snowing

Slide 32 - Quiz

Present simple
Present continuous
You are feeling
They are playing
James is sleeping
The dogs are barking
I am listening
Susan sings 
Jennifer falls
Damian and Sander always dance
The teacher sleeps

Slide 33 - Drag question

Recap:
Present simple/present continuous:
Hugo is playing video games at the moment.
A
Present simple
B
Present continuous

Slide 34 - Quiz

Recap:
Present simple/present continuous:
You always play video games in the evening
A
Present simple
B
Present continuous

Slide 35 - Quiz

Voorbeeldzin present simple

Slide 36 - Open question

Voorbeeldzin present continuous

Slide 37 - Open question

Present simple 
Present continuous
Often
Always
Sometimes
Today
Now
At the moment
Look!
Usually
as we speak
every Thursday

Slide 38 - Drag question

Present Simple or Continuous?
Look! He ___ (leave) the house.

Slide 39 - Open question

Present Simple or Present Continuous?
My dad ___ (not work) in the office every day.

Slide 40 - Open question

Kahootje
Lets play kahoot




https://play.kahoot.it/v2/?quizId=3fee4eb6-bac6-4720-b4b1-45a463e49498

Slide 41 - Slide