Ned_di12mei_UitlegBetoog

1 / 37
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
Terugblik 
Stillezen 
Samen oefenen 
Zelfstandig aan de slag
Evalueren
Vooruitblik 
Wisseling docent/pauze


Slide 2 - Slide

Hoe was de vakantie?















Slide 3 - Slide




Week 10 mei - 14 mei
Lesdag 1 Bouwplan bespreken individueel + uitleg betoog + vakantietaak laten zien
Lesdag 2 Toets Betoog

Let op: volgende week bespreken we individueel de gemaakte hoofdstuktoets.

Planning toetsen
Schrijftoets betoog (12 mei)
Boekpresentatie (3 juni) (boek uit: 27 mei)
Hoofdstuktoets Hoofdstuk 3 (24 juni)










Slide 4 - Slide

stillezen (15 min)
timer
15:00

Slide 5 - Slide

Lesdoel 
Je bent voorbereid voor de toets 'betoog schrijven'.



Slide 6 - Slide

Een betoog schrijven
Waarom handig?
- Een belangrijk persoon overtuigen.
-Organisatie, vereniging, stichting etc. overtuigen.
- Later ook handig tijdens studie en werk.
- Familie overtuigen?

Slide 7 - Slide

Inleiding
  • Onderwerp - waar gaat het artikel over
  • Aanleiding - waarom je het artikel schrijft
  • Mening - wat jouw mening is over het onderwerp.

Slide 8 - Slide

Kern
  • Argumenten en onderbouwing bij argumenten
  • Sterkste argument eerst!
  • Elke argument staat in een nieuwe alinea
  • Verbind de alinea's met signaalwoorden die een opsomming aangeven: ten eerste, ten tweede, ook, bovendien, daarnaast, etc.

Slide 9 - Slide

Slot
  • Conclusie
  • Herhalen van argumenten en je stelling.
  • Begin met het woord 'dus'.

Slide 10 - Slide

Sleep de tekstsoorten naar het juiste tekstdoel
Recensie van een film of boek
Informeren
Activeren
Overtuigen
Amuseren

Slide 11 - Drag question

Feit
Mening /
Standpunt
Argument
Iets wat waar of onwaar is.
Je kunt controleren of het waar of onwaar is.
Iets wat iemand van iets vindt.
Je kunt het hiermee eens of oneens zijn.
Uitleg waaróm je iets vindt.
Vaak te herkennen aan: want, omdat, namelijk, immers.

Slide 12 - Drag question

Soorten argumenten 
Objectieve
- feitelijke argumenten (controleerbaar) 

Subjectieve
- niet-feitelijke (moeten vaak ondersteund worden)

Slide 13 - Slide

Soorten argumenten
  • Feiten > je kunt controleren of het argument klopt of niet
  • Onderzoek > je gebruikt onderzoeksresultaten als argument
  • Ervaring > je gebruikt (eigen) ervaringen als argument
  • Gevoel/emotie > je argument is gebaseerd op (je eigen) gevoel/emotie
  • Normen en waarden > je argument is gebaseerd op een algemeen aanvaarde norm/waarde
  • Vermoedens > je argument bestaat uit iets wat je vermoedt
  • Geloof/overtuiging > je argument is gebaseerd op je idealen/levensbeschouwing
  • Nut > met je argument laat je zien dat iets (geen) nut heeft

Slide 14 - Slide

Welke signaalwoorden
horen bij een opsommend
tekstverband?

Slide 15 - Mind map

Feit
Mening
Controleerbaar
Wat je vindt
onderzoek
argument
Uit de cijfers komt naar voren...
Dat is een lelijk huis!

Slide 16 - Drag question

Argumentatieschema
standpunt
argument
argument
argument
argument

Slide 17 - Slide

De mineralen die we nodig hebben, halen we uit ons eten en niet uit drinkwater
Het is onzin te denken dat je gezonder bent als je meer water drinkt
Te veel water overbelast de nieren
Water is geen energieleverancier

Slide 18 - Drag question

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Gesproken overtuigende teksten
Overtuigende teksten hoeven niet altijd geschreven te worden.

We gaan naar een filmpje kijken met een stelling die verdedigd wordt door een onderwijskundige.
Na het filmpje krijg je een vraag over de argumenten die de onderwijskundige geeft.

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Video

Onderwijsdeskundige Henk van der Weijden moet niks hebben van het Groot Dictee der Nederlandse Taal. Welke argumenten geeft hij voor zijn standpunt?
Genoemd
Niet
genoemd
Die teksten zijn altijd heel ingewikkeld.
Ik weet heel veel uitzonderingen niet.
Je moet geen systeem waarderen, dat niet gewaardeerd zou moeten worden.
Ze schrijven dingen niet zoals je ze zegt.
Taal verandert en moet je niet willen waarderen.

Slide 27 - Drag question

Oefenen met spelling
Omdat we morgen een betoog gaan schrijven kunnen jullie vandaag alvast oefenen met spelling.

Als je je aanmeldt bij www.beterspellen.nl kun je elke schooldag een test met vier vragen krijgen om te oefenen.

Meld je aan bij de groep van jouw niveau.

Slide 28 - Slide

Beoordeling betoog (formulier laten zien)

Slide 29 - Slide

Herhalen stof hoofdstuktoets
Docent roept iedereen 1 voor 1 om het bouwplan te bespreken.
Vakantietaak Nederlands laten zien.

Ga naar www.beterspellen.nl en meld je aan.
Maak de oefeningen.

Wat ga je doen als je klaar bent?
Stillezen (boek moet uit eind mei)







timer
40:00

Slide 30 - Slide

Wat ging goed?
Wat kan er de volgende keer beter?

Slide 31 - Slide


Wat gaan we de volgende les doen?



Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Nakijken

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Link

Onderwerp zoeken
Je leest de tekst oriënterend. 

Door naar de titel te kijken, tussenkopjes, plaatjes en de eerste of laatste zin (bij een korte tekst) of de eerste of laatste alinea (bij een lange tekst) kom je achter het onderwerp van de tekst.


Slide 36 - Slide

Slide 37 - Link