Google Spreadsheets II: Les 3 - Formules en functies II
Google Documenten - Les 1
Google Spreadsheets II:
Les 3 - Formules en functies II
1 / 22
next
Slide 1: Slide
ICTSecundair onderwijs
This lesson contains 22 slides, with text slides.
Items in this lesson
Google Documenten - Les 1
Google Spreadsheets II:
Les 3 - Formules en functies II
Slide 1 - Slide
Selecteer minstens twee cellen met cijfers. Trek de vulgreep door.
Als je slechts één cel selecteert, dan lopen de cijfers niet op. Het getal zal in alle cellen geplakt worden.
De vulgreep:
cijfers doortrekken
Slide 2 - Slide
Selecteer minstens één cel en trek de vulgreep door.
Selecteer minstens één cel en trek de vulgreep door.
De vulgreep:
dagen doortrekken
Slide 3 - Slide
Selecteer minstens één cel en trek de vulgreep door.
Selecteer minstens één cel met een datum. Voor dit door om de opeenvolgende dagen toe te voegen.
De vulgreep:
datums doortrekken
Slide 4 - Slide
Selecteer minstens één cel en trek de vulgreep door.
Selecteer minstens één cel tekst. Als je deze doorvoert, wordt dit gekopieerd.
Selecteer je meerdere cellen, dan wordt de tekst in deze volgorde herhaald.
De vulgreep:
tekst doortrekken
Slide 5 - Slide
Selecteer minstens één cel en trek de vulgreep door.
Selecteer minstens twee cellen met gegevens. Trek de vulgreep door.
Dit lukt voor cijfers, datums, dagen ...
De vulgreep:
doortrekken in sprongen
Slide 6 - Slide
Selecteer minstens één cel en trek de vulgreep door.
Bij het doorvoeren van een formule wordt de relatieve celadressering automatisch aangepast.
Absolute celadressering wijzigt niet.
De vulgreep:
functies doortrekken
Slide 7 - Slide
Door CTRL in te houden zal jouw vulgreep de waarden herhalen. Je ziet bij het doortrekken van de vulgreep een kleine plus in de rechterbovenhoek van het zwarte plusje.
De vulgreep:
TIP!
Slide 8 - Slide
OPDRACHT
Klik op de deze link (deze vind je ook op Google Classroom terug).
Maak de opdracht Vulgreep 1
Maak de opdracht Functies 1
Ga verder met de rest van de slides.
Slide 9 - Slide
Selecteer minstens één cel en trek de vulgreep door.
Iedere functie heeft steeds enkele zaken nodig, zodat de functie zou werken.
Denk bijvoorbeeld aan de formule =SOM(), die pas zal werken als we minstens één getal hebben.
Iedere formule heeft altijd argumenten nodig.
Functies: argumenten
Slide 10 - Slide
Selecteer minstens één cel en trek de vulgreep door.
Tussen de argumenten staat steeds een puntkomma ;.
Het huidige argument staat in een groene kader.
Je kan klikken op de groene kader voor meer informatie.
Argumenten tussen vierkante haken zijn optioneel.
Functies: argumenten
Slide 11 - Slide
Selecteer minstens één cel en trek de vulgreep door.
Met de formule tekst.samenvoegen kunnen we tekst combineren.
Dit kan via celadressering of door zelf een stuk tekst te typen tussen twee aanhalingstekens.
Ook een scheidingsteken is een stuk tekst (Bv. " " geeft een spatie weer)
Scheidingsteken en tekst
Slide 12 - Slide
Selecteer minstens één cel en trek de vulgreep door.
Tekst samenvoegen kan met de functie=TEKST.SAMENVOEGEN()
Kijk steeds naar de argumenten die een formule nodig heeft. Deze verschijnen van zodra je de formule getypt hebt en de haakjes open zijn.
Tekstfuncties
tekst samenvoegen
Slide 13 - Slide
Selecteer minstens één cel en trek de vulgreep door.
Enkele handige formules
Met de formule =LINKS() kan je een aantal letters of cijfers van links weergeven.
Met de formule =RECHTS() kan je een aantal letters of cijfers van rechts weergeven.
Met de formule =DEEL() kan je deel van een tekst of celwaarde weergeven.
Tekstfuncties
tekst trimmen
Slide 14 - Slide
Selecteer minstens één cel en trek de vulgreep door.
Soms kan het handig zijn om tekst met een formule aan te passen.
Enkele handige formules:
De formule =BEGINLETTERS() zet de eerste letter om naar een hoofdletter en de overige letters naar een kleine letter.
De formule =HOOFDLETTERS() zet alle letters om naar hoofdletters.
Tekstfuncties
tekst omzetten
Slide 15 - Slide
Selecteer minstens één cel en trek de vulgreep door.
Je kan tal van functies combineren. Vaak zijn er meerdere mogelijkheden om tot een zelfde resultaat te komen.
Een voorbeeld
Je wilt voor een reeks deelnemers een wachtwoord instellen. Het wachtwoord bevat, in hoofdletters, de eerste drieletters van de achternaam en de eerste tweeletters van de voornaam.
Zie oplossing in de de hotspot (het oog)
Tekstfuncties
combinaties
Slide 16 - Slide
OPDRACHT
Ga terug naar het werkblad
Maak de opdracht Functies 2
Ga nadien verder met de slides.
Slide 17 - Slide
Selecteer minstens één cel en trek de vulgreep door.
Vaak worden deze functies gecombineerd met de gewenste notaties.
Als je wenst dat dit anders wordt weergegeven, dan kies je voor een aangepaste notatie van het gegevenstype.
Zo geeft =JAAR(VANDAAG()) het huidige jaar weer.
Zo geeft =DAGEN(VANDAAG(); DATUM(2000;01;01)) het aantal dagen tussen 1 januari 2000 en nu.
Datumfuncties
Slide 18 - Slide
OPDRACHT
Ga terug naar het werkblad
Maak de opdracht Datumfuncties
Vul alle gele velden in
Ga nadien verder met de slides
Slide 19 - Slide
Selecteer minstens één cel en trek de vulgreep door.
Celadressering werkt over de werkbladen heen!
Je kan gemakkelijk naar cellen op een ander werkblad in dezelfde werkmap verwijzen door de naam van het
werkblad gevolgd door een uitroepteken (!) toe te voegen aan het begin van de celverwijzing.
Communicerende pagina's
Opmerking
Als de naam van het werkblad cijfers, spatie of speciale tekens bevat, moet de naam tussen aanhalingstekens.
Voorbeeld: ='Functies 2'!B4
Slide 20 - Slide
Selecteer minstens één cel en trek de vulgreep door.
Met deze formule ga je na hoe vaak een bepaald criterium waar is.
In het voorbeeld controleren we hoe vaak het stukje tekst "ja" binnen dit bereik ligt. (4)
We weten dus dat er vier kinderen met allergieën zijn bij de Prutskes.
=AANTAL.ALS(BEREIK; CRITERIUM)
Slide 21 - Slide
OPDRACHT
Ga terug naar het werkblad
Maak de opdracht Op kamp
Vul de tabel op het werkblad 'Op kamp' aan met de formule =AANTAL.ALS(bereik; criterium).
De gegevens komen van het werkblad 'Bijlage op kamp'.
Upload het werkblad op Google Classroom in lever in.