D3 uitleg er (wk 44, les 2)

Programma van vandaag

  • Het woordje 'er'
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Programma van vandaag

  • Het woordje 'er'

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Het woordje 'er'
Met een indefiniet subject, een hoeveelheid, plaats of prepositie. 

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

'Er' bij een indefiniet subject.
Er loopt een kat op het dak.
Er staan veel mensen in de rij.

Slide 5 - Slide

Dus: het woordje 'er' gebruik je:
Op de plek van hier of daar:

Ik woon in Hoofddorp, ik woon er al lang.
Er zit een gat in je sok, hoelang zit dat gat er al?
Ik ben de klas uitgestuurd, ik mag er niet meer in.

Er staat altijd achter de persoonsvorm.

Slide 6 - Slide

Verbeter deze zin met het woord er :
Mijn broer is al lang.

Slide 7 - Open question

Verbeter deze zin met het woord er :
Ik durf niet heen.

Slide 8 - Open question

Geef antwoord met het woord er :
Was de kermis in Hoofddorp?

Slide 9 - Open question

Geef antwoord met het woord er :
Ben je in Parijs geweest?

Slide 10 - Open question

Geef antwoord met het woord er :
Waren jullie in de les?

Slide 11 - Open question

Geef antwoord met het woord er :
Ligt mijn telefoon in de klas?

Slide 12 - Open question

Slide 13 - Video

Dus: het woordje 'er' gebruik je:
Als het gaat om een hoeveelheid:
Heb jij knikkers? Ja, ik heb er drie.
Hoeveel mensen komen er?
Was er veel geld over?
Er staat altijd achter de persoonsvorm.

Slide 14 - Slide

Verbeter deze zin met het woord er :
Heb jij een pen?
Nee, ik heb geen.

Slide 15 - Open question

Verbeter deze zin met het woord er :
Hoeveel leerlingen zijn op school?

Slide 16 - Open question

Verbeter deze zin met het woord er :
Waar zijn de worstjes?
Ik heb geen op.

Slide 17 - Open question

Geef antwoord met het woord er :
Mag ik je pen lenen?

Slide 18 - Open question

Geef antwoord met het woord er :
Hebben jullie een euro voor mij?

Slide 19 - Open question

Geef antwoord met het woord er :
Hoeveel fouten heb je?

Slide 20 - Open question

'er' met een prepositie
 
werkwoord met vaste prepositie
- vervangt het object
- staat na het eerste werkwoord

Slide 21 - Slide

Volgens de bijsluiter moet het medicijn tweemaal daags worden toegediend. Dat staat ..... uitgelegd.

Slide 22 - Open question

Heb je al met Teams gewerkt? - Ja, ik heb ..... gewerkt

Slide 23 - Open question

Heeft hij over zijn jeugd verteld? - Hij heeft ...... verteld.

Slide 24 - Open question

Zelfstandig werken
Maak uit de Taalschool 'Er'  (blz. 82)


Slide 25 - Slide