iets waar je mee bezig bent; iets wat je kunt doen→
voor de jeugd waren er verschillende activiteiten georganiseerd
Slide 2 - Slide
het ad·vies
[adviezen]
de raad→
de dokter gaf de patiënt het advies nog een dag thuis te blijven
Slide 3 - Slide
al·ler·eerst
[bijwoord]
in de eerste plaats; om te beginnen→
allereerst wil ik Ahmed hartelijk bedanken
Slide 4 - Slide
al·ler·lei
allerlei dieren zijn dieren van verschillende soorten; allerlei boeken zijn boeken van verschillende soorten=allerhande →
in deze winkel kun je allerlei spullen kopen
Slide 5 - Slide
be·den·ken
[bedacht, heeft bedacht]
denkend een idee krijgen=verzinnen [iemand bedenkt iets, bijv. een verhaal]→ laten we een mooie naam bedenken voor onze hond
Slide 6 - Slide
be·gin·nen
[begon, is begonnen]
gaan doen =aanvangen↔eindigen
[iemand begint (aan iets of met iets)]→ wanneer ga je aan je werk beginnen?
Slide 7 - Slide
be·perkt
[bijvoeglijk naamwoord]
iets wat beperkt is, is door grenzen kleiner gemaakt of is niet volledig→
wij kunnen hier maar een beperkte tijd blijven
Slide 8 - Slide
be·rei·ken
[bereikte, heeft bereikt]
op een bepaald punt komen=halen→ met al dat gezeur bereik je niks
hoe kan ik je bereiken?
Slide 9 - Slide
zichbe·vin·den
[bevond zich, heeft zich bevonden]
ergens aanwezig zijn [iets of iemand bevindt zich op of in een plaats]→ het kerkje bevond zich op een heuvel
Slide 10 - Slide
het doel
[doelen]
iets wat je wilt bereiken→ het is mijn doel om goed Nederlands te leren
Slide 11 - Slide
ein·de·lijk
[bijwoord]
na een lange tijd; na lang wachten= uiteindelijk→ na lang wachten kreeg zij eindelijk haar verblijfsvergunning
Slide 12 - Slide
en·thou·si·ast
antoezjast
iemand die enthousiast is, is met veel plezier bezig, of heeft veel zin in iets→ Mariam was heel enthousiast over de cursus
Slide 13 - Slide
Eu·ro·pees
Europese zaken hebben te maken met Europa→
er was een vergadering van alle Europese landen
Slide 14 - Slide
ge·brui·ken
[gebruikte, heeft gebruikt]
als hulpmiddel hebben= hanteren [iemand gebruikt iets]→ de schrijver gebruikt nog steeds pen en papier om zijn boeken te schrijven
Slide 15 - Slide
ge·lo·ven
[geloofde, heeft geloofd]
denken dat iets waar is, helemaal vertrouwen op iets of iemand [iemand gelooft (in God)]→ ik geloofde haar meteen toen ze zei dat ze een andere afspraak had
Slide 16 - Slide
ge·wend
bijv.nw.
iemand die iets gewend is, vindt het gewoon→
Yasser is nog niet gewend aan het klimaat in Nederland
Slide 17 - Slide
haast
als je weinig tijd hebt, of als je snel iets wilt doen→
ik ga nu weg want ik heb haast
Slide 18 - Slide
hart·stik·ke
[bijwoord] (informeel)
heel erg=ontzettend→
mijn vriend is hartstikke blij met zijn nieuwe auto
Slide 19 - Slide
her·ken·nen
[herkende, heeft herkend]
door zien of horen weer weten wat of wie iets of iemand is [ iemand herkent iemand of iets]→met zijn donkere bril werd hij door niemand herkend
Slide 20 - Slide
hoofd·per·soon
[de hoofdpersonen]
de belangrijkste persoon in een boek of film→ de hoofdpersoon van het boek is een meisje uit Eritrea
Slide 21 - Slide
hoog
ver boven de grond↔ laag
→
er komt een hoog gebouw in de stad
Slide 22 - Slide
de hulp
[hulpen]
de keer dat je iemand helpt of geholpen wordt → Mohammed kreeg veel hulp bij het verhuizen
Slide 23 - Slide
het in·ter·view
een gesprek waarbij een persoon vragen stelt en de andere persoon antwoordt→
gisteravond was er een interview met de koning op de televisie
Slide 24 - Slide
de jour·na·list
iemand die in kranten, op radio en televisie vertelt wat er in de wereld gebeurt→
alle kranten stuurden journalisten naar het oorlogsgebied