Kracht Klas 4

• Natuurkunde
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 4

Aan een veerunster hangt een blokje. Je ziet een afbeelding van de schaalverdeling van de veerunster met aanwijzing.
A 1,05N
B 1,15N
C 1,25N

1. 1,05 N
2. 1,15 N
3. 1,25 N

Je hangt een gewichtje van 100 g aan een veerunster.
Wat geeft de veerunster aan?
A 1N
B 10N
C 100N
D 1000N

1. 1 N
2. 10 N
3. 100 N
4. 1000 N

krachtenschaal 1 cm = 50 N
vector is 5 cm. Hoe groot is de kracht?
A 50N
B 250N
C 125N
D 75N

1. 50 N
2. 250 N
3. 125 N
4. 75 N

Wat voor kracht wordt hier
gebruikt?
A Kleefkracht
B Elektrische kracht
C Magnetische kracht
D Zwaartekracht

1. Kleefkracht
2. Elektrische kracht
3. Magnetische kracht
4. Zwaartekracht

Wat voor kracht wordt hier
gebruikt?
A Magnetische kracht
B Veerkracht
C Zwaartekracht
D Spankracht

1. Magnetische kracht
2. Veerkracht
3. Zwaartekracht
4. Spankracht

Een zak aardappels van 50 kg heeft een gewicht van ........ N
A 250N
B 500N
C 200N
D 400N

1. 250
2. 500
3. 200
4. 400

Wat is de
nettokracht?
A 25 N ->
B 225 N ->
C 1,25 N ->
D 12500 N ->

1. 25N
2. 225N
3. 1,25N
4. 12500N

Wat is de grootte en richting van de nettokracht?
A 510 N links
B 510 N rechts
C 130 N links
D 130 N rechts

1. 510 Newton naar links
2. 510 newton naar rechts
3. 130 Newton naar links
4. 130 Newton naar rechts

Bereken de nettokracht op de scooter.

               Welke hefboom geeft de meeste kracht? 

1. Hefboom A
2. Hefboom B
3. Hefboom C
4. geen van alle

Wat is de plek waarop de kracht werkt?
A Het aangrijpingspunt
B Het draaipunt
C De arm van de kracht
D De hefboom

1. Het aangrijpingspunt
2. Het draaipunt
3. De arm van de kracht
4. De hefboom

De emmer hijs je met de vaste katrol 3,0 m omhoog.
Hoeveel meter touw moet je dan innemen?
A 1,5 m
B 3,0 m
C 4,5 m
D 6,0 m

1. 1,5 m
2. 3,0 m
3. 4,5 m
4. 6,0 m

p staat in de formule

voor
A druk
B omtrek
C kracht
D oppervlakte

p=​A​​F​​

1. druk
2. omtrek
3. kracht
4. oppervlakte

Een mes heeft een oppervlakte van 0,05 cm2. Er wordt een kracht van 150 N op uitgeoefend. Bereken de druk.

Een vrouw van 60 kg staat op een naaldhak van 1,5 cm2. Bereken de druk op de hak.