3.3 Lezen les 1

De beste wensen en gezond en fijn 2024.
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 35 min

Items in this lesson

De beste wensen en gezond en fijn 2024.

Slide 1 - Slide

  • Op tijd 
  • Spullen bij je (werkboek, Ipad 
     pen/potlood.) Check Magister
  • huiswerk?!

Slide 2 - Slide

  • Rustig
  • Kijk op bord wat nodig
  • Pak je leesboek, rustig aan het lezen
  • Respect naar elkaar

Slide 3 - Slide

  • Twee hoofdstuktoetsen (hoofdstuk 3 en 4)
      - lezen, woorden, grammatica, spelling
  • Opdracht fictiedossier
Deze periode

Slide 4 - Slide

In deze paragraaf leer je:
  • meningen en argumenten herkennen
  • signaalwoorden die een reden aangeven
  • wat een betoog is
  • signaalwoorden die een conclusie aangeven
  • hoe je de hoofdgedachte van een tekst vindt en opschrijft.
Vandaag 3.3 Lezen

Slide 5 - Slide

Leertekst: Mening en argument blz. 189

Als je vertelt wat je van iets vindt, dan geef je je mening. Vaak geef je daar een argument bij: de reden waarom je iets vindt. Hoe beter het argument is, hoe eerder de ander het met je eens zal zijn.

Voorbeeld mening en argument 
  • Ik vind dat er een huiswerkvrije school moet komen, want dan hoef je thuis niets meer voor school te doen.
  • De pauzes op school moeten langer duren, omdat  je dan meer tijd hebt om rustig te eten.
Vandaag 3.3 Lezen

Slide 6 - Slide

Zelfstandig werken

  •  Maken opdracht 3 en 4 blz. 189
Vandaag 3.3 Lezen

Slide 7 - Slide

Leertekst: Signaalwoorden

Je kent al de volgende vier verbanden en de signaalwoorden:







Daar komt nu het verband 'reden' bij.


Vandaag 3.3 Lezen
Verband
signaalwoorden
opsomming
ten eerste, ook, bovendien, daarnaast, eerst
tijdsvolgorde
eerste, daarna, voordat, nadat, toen, terwijl, zodra, tenslotte
tegenstelling
maar, daarentegen, echter, integendeel
voorbeeld
bijvoorbeeld, een voorbeeld hiervan, zo, zoals, ter illustratie

Slide 8 - Slide

Leertekst: Signaalwoorden: reden blz. 190

In een tekst geven signaalwoorden het verband aan tussen woorden, zinnen of alinea's.
Deze signaalwoorden geven een reden aan: want, omdat, vanwege, immers, namelijk.
Ook een argument is een reden: de reden waarom je iets vindt.

Voorbeeld:
Leraren moet geen cijfers meer geven, want cijfers zeggen niet alles wat een leerling kan.
Vandaag 3.3 Lezen

Slide 9 - Slide

Leertekst: Betoog blz. 190

Een betoog is een tekst waarin de schrijver (of spreker) zijn mening geeft over een onderwerp. Hij wil dat de lezer (of luisteraar) het met hem eens wordt.

Een betoog bestaat uit drie delen:
- een inleiding waarin de schrijver zijn mening over een onderwerp geeft
- de kern waarin hij argumenten geeft voor zijn mening
- het slot waarin hij de conclusie geeft, zijn mening herhaalt of geeft
  een samenvatting
Vandaag 3.3 Lezen

Slide 10 - Slide

Zelfstandig werken

  • Lezen leerteksten blz. 190 en lezen en maken blz. 191-192
Vandaag 3.3 Lezen

Slide 11 - Slide

Leertekst : Alinea blz. 192
Vandaag 3.3 Lezen

Slide 12 - Slide

Leertekst : Kernzin en toelichting blz. 195
Een langere tekst is verdeeld alinea’s. De zinnen in een alinea horen bij elkaar. Ze gaan over hetzelfde stukje van het onderwerp (deelonderwerp).

In een alinea staat bijna altijd een kernzin: de zin met de belangrijkste informatie van die alinea. Vaak is het de eerste zin van de alinea.

De andere zinnen zijn een toelichting bij de kernzin. Ze geven uitleg of een voorbeeld.

Vandaag 3.3 Lezen

Slide 13 - Slide

Leertekst : Hoofdzaken en bijzaken blz. 198

In elke tekst staat belangrijke en minder belangrijke informatie. Belangrijke informatie over het onderwerp van een tekst noem je hoofdzaken.

De minder belangrijke informatie in een tekst zijn bijzaken.
Ze maken de hoofdzaken in de tekst duidelijker.
Bijzaken kunnen zijn:
• een voorbeeld;
• een herhaling;
• een uitleg.


Vandaag 3.3 Lezen

Slide 14 - Slide

3.3 Lezen
Leertekst : Kernzin en toelichting blz. 195

Een langere tekst is verdeeld alinea’s. De zinnen in een alinea horen bij elkaar. Ze gaan over hetzlfde stukje van het onderwerp (deelonderwerp).

In een alinea staat bijna altijd een kernzin: de zin met de belangrijkste informatie van die alinea. Vaak is het de eerste zin van de alinea.
De andere zinnen zijn een toelichting bij de kernzin. Ze geven uitleg of een voorbeeld.

Slide 15 - Slide

3.3 huiswerk bespreken
opdracht 6, 7 en 8 op blz. 195 - 197 


Slide 16 - Slide

3.3 Lezen
In deze paragraaf:
  • leer je alinea's herkennen
  • kernzinnen in een alinea aanwijzen
  • hoofd- en bijzaken onderscheiden
  • signaalwoorden van een tegenstelling herkennen

Slide 17 - Slide

3.3 lezen - deze les
  • Alinea's herkennen
  • Kernzinnen in een alinea aanwijzen

Slide 18 - Slide

3.3 Lezen
Leertekst : Alinea blz. 192

Een langere tekst is vaak opgedeeld in kortere stukjes tekst: alinea’s. In een alinea wordt een stukje van het onderwerp (het deelonderwerp) behandeld.
Zo herken je een alinea:
• een nieuwe alinea begint altijd op een nieuwe regel;
• de laatste zin in een alinea loopt meestal niet door tot het eind van de regel;
• de eerste regel springt soms in;
• soms - best wel vaak - staat er een witregel tussen twee alinea’s.
• soms hebben alinea's een tussenkop

Slide 19 - Slide

3.3 Lezen
leertekst : Alinea blz. 192

Let op: In de lesmethode zijn
de alinea’s meestal genummerd.
Zo weet je naar welke alinea’s wordt
verwezen in opdrachten.
In tijdschriften, kranten en
online teksten staan
er geen nummers voor alinea’s.


Slide 20 - Slide

3.3 Lezen 
Samen lezen tekst 1 en maken opdracht 5.

Slide 21 - Slide

3.3 Lezen 
Maak opdracht 6, 7 en 8 op blz. 195 - 197

Slide 22 - Slide

3.3 lezen 
  • Alinea's herkennen
  • Kernzin en toelichting aanwijzen

Slide 23 - Slide

3.3 Lezen - Opdracht Gevonden voorwerpen
Een tekst in alinea's verdelen helpt je een tekst beter te kunnen lezen.

  • Je krijgt een tekst over 'Gevonden voorwerpen' 
  • Die tekst is niet ingedeeld in een inleiding, kern en slot. 
  • Er zijn ook nog geen alinea's en tussenkopjes.
  • Dat ga jij met je buurman/vrouw doen.
  • Verdeel de tekst in 6 alinea's en zet de 4 tussenkopjes op de juiste plek
  • Je mag een (gekleurd) potlood gebruiken..
  • Wie weet de best leesbare tekst te maken?

Slide 24 - Slide

3.3 Lezen 
Maak opdracht 4  op blz. 193 -194 (dit is ook je huiswerk voor morgen)

Slide 25 - Slide