Week 14 - les 1 - Grammatica H5

Welkom!
woensdag 6 april


1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!
woensdag 6 april


Slide 1 - Slide

Vandaag
  • Grammatica zinsdelen H5 (aantekening)
  • Huiswerkcontrole = 1x in de 2/3 weken nablijven om alles af te maken
  • Fictieopdracht 2 - week 15, 15 april!
  • Fictieopdracht 3 - week 23, 10 juni

  • Leestoets volgende les bespreken + woordsoorten H5 uitleg

Slide 2 - Slide

Grammatica zinsdelen H5
Ik kan hoofd- en bijzinnen herkennen in samengestelde zinnen.

Slide 3 - Slide

Verschil onderstaande zinnen?
Frits heeft gisteren leren fietsen.

Frits heeft gisteren leren fietsen maar hij kan het nog niet alleen.

Slide 4 - Slide

Samengestelde zin
Een samengestelde zin bevat altijd meer dan 1 persoonsvorm. Soms herken je dit aan een komma, of een voegwoord.

Bestaat uit:
  • Hoofdzinnen
  • Hoofdzin(nen) en bijzin(nen)


Slide 5 - Slide

Wat je moet weten
  • Wat is de persoonsvorm van de zin?
  • Wat is het onderwerp van de zin?


  • Gebruik, om de persoonsvorm te vinden, de manier om de zin in andere tijd te zetten. De werkwoorden die veranderen => persoonsvormen

  •  Mijn buurjongen is morgen jarig, maar viert het pas volgend weekend.
  • Mijn buurjongen was gisteren jarig, maar vierde het pas vorig weekend.

Slide 6 - Slide

Hoofdzin
  • Persoonsvorm staat naast het onderwerp in een zin. Er passen (bijna nooit) andere zinsdelen tussen. 

  • De persoonsvorm is het eerste of tweede zinsdeel.

Ik ga naar huis, want ik moet huiswerk maken.

Slide 7 - Slide

Bijzin
  • Tussen de persoonsvorm en het onderwerp kan wél een ander zinsdeel staan, bijvoorbeeld het woord 'niet'.

  • De persoonsvorm staat vaak achter in de zin.

Ik houd er rekening mee dat je te laat thuis bent.

Slide 8 - Slide

Schrijf op of de zin bestaat uit hoofdzin- hoofdzin, hoofdzin- bijzin of bijzin- hoofdzin. Kies het goede antwoord.

Ik probeerde te lezen, maar mijn ogen vielen steeds dicht.
A
hoofdzin- hoofdzin
B
hoofdzin- bijzin
C
bijzin- hoofdzin

Slide 9 - Quiz

Schrijf op of de zin bestaat uit hoofdzin- hoofdzin, hoofdzin- bijzin of bijzin- hoofdzin. Kies het goede antwoord.

Het gaat vast beter als ik een stukje hard ga lopen.
A
hoofdzin- hoofdzin
B
hoofdzin- bijzin
C
bijzin- hoofdzin

Slide 10 - Quiz

Schrijf op of de zin bestaat uit hoofdzin- hoofdzin, hoofdzin- bijzin of bijzin- hoofdzin. Kies het goede antwoord.

Hoewel ik laat naar bed ga, ben ik vroeg opgestaan
A
hoofdzin- hoofdzin
B
hoofdzin- bijzin
C
bijzin- hoofdzin

Slide 11 - Quiz

Werkdoelen
Blz. 148/149: opdr. 1 t/m 3

Slide 12 - Slide