Les 13: Voltooid deelwoord

Voltooid deelwoord
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Voltooid deelwoord

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
  • Ik weet wat een voltooid deelwoord is
  • Ik kan een voltooid deelwoord juist schrijven

Slide 2 - Slide

Vormen van werkwoorden
1. Wat ben je veranderd.
2. Je hebt het zelf uitgekozen.
3. Je wordt gehersenspoeld.
4. Wie heeft dit bedacht?
5. Zij had een koekje gepakt.
6. Hij is jarig geweest.
7. Ik word naar school gereden.

Slide 3 - Slide

Theorie voltooid deelwoord
  • Een voltooid deelwoord begint vaak met 'ge / ver / be / ont'
  • In een zin met een voltooid deelwoord staat altijd een ander werkwoord (hulpwerkwoord) --> hebben / zijn / worden

  • Regelmatige (zwakke) werkwoorden eindigen op een 'D of T'
  • Onregelmatige (sterke) werkwoorden eindigen op 'EN of T'

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Noteer het voltooid deelwoord:
Heeft je zus haar tas al ... (pakken)?

Slide 6 - Open question

Noteer het voltooid deelwoord:
Ik ben gister naar school ... (lopen)

Slide 7 - Open question

Noteer het voltooid deelwoord:
Het vliegtuig is nog niet ... (landen)

Slide 8 - Open question

Noteer het voltooid deelwoord:
Ik heb het hem gisteren ... (vertellen)

Slide 9 - Open question

Vul het voltooid deelwoord in.
Gisteren hebben wij de hele avond ...(dansen)

Slide 10 - Open question

Vul het voltooid deelwoord in.
Ik heb heel hard ....(rennen)

Slide 11 - Open question

Vul het voltooid deelwoord in.
Gisteren ben ik om vier uur naar huis...(gaan)

Slide 12 - Open question

Vul het voltooid deelwoord in.
Ik heb wel 10 minuten ...(fietsen)

Slide 13 - Open question

Noteer het voltooid deelwoord:
De appel wordt in stukjes (snijden)

Slide 14 - Open question

Vul het voltooid deelwoord in.
Ik ben al 3 jaar ...(trouwen)

Slide 15 - Open question

Slide 16 - Slide

Aan de slag
Kijk op je maandplanning welke opdrachten je moet maken. 

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Slide 19 - Video

Slide 20 - Video

Accent
Een accent zorgt ervoor dat je een woordop de juiste manier leest en uitspreekt: 
café, crème, frêle.
We gebruiken in het Nederlands drie accenttekens:
1. accent aigu: cliché (streepje naar rechts)
2. accent grave: barrière (streepje naar links)
3. accent circonflexe: enquête (dakje).

Slide 21 - Slide

Huiswerk:
Kijk op je maandplanning wat je moet maken.

Slide 22 - Slide