Engels week 5 les 1

English week 5 lesson 1
KM2A
Stepping Stones edition 7 chapter 2
1 / 21
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

English week 5 lesson 1
KM2A
Stepping Stones edition 7 chapter 2

Slide 1 - Slide

Learning goals week 5
Ik kan advies geven en mensen op hun gemak stellen.

 Ik kan de Engelse hulpwerkwoorden should, must en have to gebruiken in een zin. 

Slide 2 - Slide

Weekplanner week 5
Klassikaal:
- nakijken exercise 45.
- maken exercise 57, 58, 59.
- Lesson Up grammar 4 hulpwerkwoorden
- Lesson Up oefentoets chapter 2

Slide 3 - Slide

Weekplanner week 5
Zelfstandig:
Leer stone 6 op blz 124 + stonesvertalingen op magister bronnen.

Slide 4 - Slide

Oefentoets chapter 2
Leren/herhalen:
- vocabulary A & C blz 122, 123.
- theme words at the doctor’s, illness and injuries blz 122.
- stone 4 & 5 op blz 124 en de vertaling op magister bronnen.
- grammar 3A en 3B via Lesson Up. 

Slide 5 - Slide

Exercise 57
We maken samen exercise 57 on page 112. 
Daarna neem ik je mee in de uitleg over grammar 4 hulpwerkwoorden.
Daarna maken we exercise 58 en 59.

Slide 6 - Slide

Leerdoel grammar 4
Ik kan Engelse hulpwerkwoorden in een zin gebruiken.

Slide 7 - Slide

Wat zijn hulpwerkwoorden volgens jou?
Functie/voorbeelden.

Slide 8 - Open question

Hulpwerkwoorden/modals
-Een hulpwerkwoord is het 1e ww in een Engelse zin.
- Het helpt het hoofdwerkwoord betekenis te geven aan de zin.
- Het hulpwerkwoord verandert niet van vorm, behalve het hulpww 'have to' (have to/has to).

I must study for the maths test.

Slide 9 - Slide

Hulpwerkwoorden/modals
Je krijgt nu uitleg over drie Engelse hulpwerkwoorden.

Je leert de betekenis en wanneer je welk hulpwerkwoord gebruikt.

Slide 10 - Slide

Wat is de vertaling van 'Have to' ?
A
moeten
B
zou moeten
C
niet hoeven

Slide 11 - Quiz

Have to
Have to > I, you, we, you they
Has to > he, she, it
Gevolgd door het hele werkwoord.

Zeg je als je iets moet doen. Het moet gebeuren. Een regel/wet legt je dit bijvoorbeeld op.

Slide 12 - Slide

Have to
Jij zelf vindt dat het gedaan moet worden, maar iemand anders ook.

You have to be 18 years old before you can enter a festival.
He
has to do the dishes.

Slide 13 - Slide

Have to
Als je don't/doesn't voor have/has to zet, dan verandert de betekenis in 'niet hoeven' i.p.v. moeten.

You  don't have to be 18 years old before you can enter a festival.
He
doesn't have to do the dishes.
> Na
doesn't verandert has in have to.

Slide 14 - Slide

Wat is de vertaling van 'should' ?
A
moeten
B
zou moeten
C
niet hoeven

Slide 15 - Quiz

Should
Een ontkenning maken met should doe je zo:
shouldn + not = shouldn't. 
Je zegt dat iets niet zou moeten.

We shouldn't start with our homework.
You
shouldn't eat too many sweets.

Slide 16 - Slide

Should
Should + hele werkwoord

Gebruik je als je advies vraagt of geeft aan iemand. Je zou het moeten doen. Echter is het een advies, dus geen verplichting.

We should start with our homework.
You
shouldn't eat too many sweets.

Slide 17 - Slide

Wat is de vertaling van 'must' ?
A
moeten
B
zou moeten
C
niet moeten

Slide 18 - Quiz

Must
must + hele werkwoord

Gebruik je om te zetten dat iets moet. Je moet iets doen.
Het is een dringender advies dan bij should. Jij zelf vindt dat iets moet.

I must take some time to relax.

Slide 19 - Slide

Must
Een ontkenning vormen met must doe je zo:
must + not = mustn't

I mustn't worry about my grades so much.

Slide 20 - Slide

Lesson 2
In les 2 gaan we verder met opdracht 58 en 59 (indien nog niet af).
Je krijgt tijd om je voor te bereiden op de oefentoets in de derde les van deze week.

Slide 21 - Slide