Je schrijft een email naar iemand met wie je lang bevriend bent geweest op de basisschool, maar die verhuisd is. Jullie hebben elkaar twee jaar niet gezien. Jij zit inmiddels op een nieuwe school, in de coronasituatie. In je email vertel je over je situatie, bijvoorbeeld iets over de volgende dingen:
- Wanneer je met de hele klas van op school naar thuis en online onderwijs bent gegaan.
- Welke dingen je daardoor niet meer kunt doen, of juist wel kunt doen.
- Wat je hier stom of juist fijn aan vindt, met daarbij waarom je het stom of fijn vindt.
- Wat je hoopt voor de toekomst. Wat moet er veranderen en waarom?
In je email moeten tenminste 2 signaalwoorden van iedere soort terugkomen.
Dus 2 signaalwoorden van tijd, 2 van opsomming en 2 van tegenstelling.
Ook moet je email minstens 15 regels lang zijn!
Begin de email verder met een goede aanhef, een inleiding (bijvoorbeeld hoe gaat het, lang niet gesproken) en vertel dan over de coronasituatie, en sluit dan netjes af. Doe alsof het een dierbare vriend of vriendin is. Het gaat er vooral om dat je leert signaalwoorden op een juiste manier te gebruiken.